98
conciërgewoning bij het archiefgebouw te's Hertogenbosch, en f 6000 voor
den aanmaak van kasten in de archiefgebouwen te Leeuwarden en te
Maastricht.
Recapitulatie:
Personeel
1895.
1896.
art. 157
f
17050.— f
17750.
art. 160
29450.—
30450.
f
46500.— f
48200.
Materieel J)
art. 158
f
7175.— f
7175.
art. 159
100000.—
100000.
art. 161
62500.—
67000.
f
169675.— f
174175.—
Geheel totaal
216175.—
222375.—
Uit hetgeen aan de vaststelling der begrooting voor 1896 voorafging
deelen wij nog het volgende mede
Naar aanleiding van art. 159 antwoordde de Regeering op een des
betreffende vraag in het voorloopig verslag gedaan: „De meening dat
het nieuwe gebouw (Algemeen Rijksarchiefgeheel van ijzer en glas zal
worden opgetrokken is niet juist; zoowel het dienstgebouw als de buiten
bouw van het depot zullen in baksteen worden opgetrokken. De binnen
bouw en de kasten in laatstgenoemd gebouw zijn van ijzer ontworpen.
Tot voorkoming van brandgevaar worden de gebouwen vrijstaande geplaatst,
brandbare materialen uitgeslotende lokalen van het dienstgebouw over
welfd, de openingen van het depot van ijzeren luiken voorzien en de
noodige brandkranen aangebracht."
De aanbesteding van een gedeelte van den bouw der nieuwe cen-
traalarchieflokalen van het Bleijenburg heeft in het laatst van het vorige
jaar plaats gehad.
Aan het zoogenaamde „Huis van Amsterdam", waarin nu 's Rijks
archieven worden bewaard is nog geen bestemming gegeven. Het zal
echter geheel vrij komen.
In verband met art. 160 werd in eene afdeeling de vraag gesteld:
„of er geene termen zouden zijn om eene nieuwe regeling tot stand te
brengen van de jaarwedden der ambtenaren bij de Rijksarchieven in de
provinciën. Op welken grondslag steunt de thans geldende regeling van
die traktementen
In zijne memorie van antwoord, erkent de Minister dat „de trakte
menten van de ambtenaren bij 's Rijksarchieven zeer onvolledig zijn
geregeld. Als grondslag kan slechts worden opgegeven een Kon. Besluit
99
van 31 Dec. 1872, en dit betreft nog maar alleen de jaarwedden van
den commies-chartermeester, van den adjunct-commies en van de klerken
bij 's Rijksarchief, Z. Exc. voegt er bijdat hij „er op bedacht is in die
leemte te voorzien en daarbij tevens te overwegen, welke verbetering in
de vooruitzichten dier ambtenaren ware te brengen."
Wij kunnen niet nalaten den wensch uit te spreken, dat de resultaten
van 's Ministers overwegingen spoedig want ook in dezen wordt door
uitstel voor de betrokken personen een onbillijke, althans in verhouding
tot andere ambtenaren zeer ongunstigetoestand bestendigd in buiten
het Ministerie waarneembare feiten mogen worden omgezet, en vermel
den ten slotte, dat bij de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer,
door den heer Willinge, afgevaardigde voor het district Assen, op
bespoediging van den bouw van nieuwe archieflocalen te Assen werd
aangedrongen, welke door de Regeering werd toegezegd.
Boekbespreking.
Het verslag van Dr. Brugmans aan de regeering
De verschijning van dit verslagdat eindelijk (drie volle jaren na
de reisde bureaux verlaten heeftis een evenement voor de beoefenaars
onzer geschiedenis. Het maakt ons bekend met een schat, welks bestaan
voor ons geen geheim was, doch die nu vele malen grooter blijkt dan
wij ooit hadden durven vermoeden. Want de overvloed van documenten
betreffende onze geschiedenisdie de Engelsche archieven en bibliotheken
bevatten, is, blijkens de hier daarover gegevene aanduidingen, waarlijk
verbazend groot. Er is nagenoeg geen tijdperk onzer geschiedenis, dat
door de hier opgenoemde bescheiden niet belangrijk wordt toegelicht.
Dat wij over onzen worstelstrijd met Spanje en over de 17een 18e eeuwen
uit de Engelsche verzamelingen veel nieuws zouden kunnen leerenwisten
wij, en al wordt onze verwachting zeer verre overtroffen, er is voor ons
meer reden tot vreugde dan tot verrassing. Maar in hooge mate trekt
onze aandacht de aanwezigheid van veel wat wij niet hadden durven
hopen: tal van bescheiden over onze middeleeuwsche geschiedenis, be
paaldelijk eene allermerkwaardigste serie rekeningen van Engelsche ge
zanten naar onze gewesten, loopende van 1296 tot 1464. (Zie de uit
voerige lijst in het verslag p. 228—234.) Het geheele verslag is een
goudmijn voor onze historicigeen man van het vak kan het dikke deel
(516 bladzijden), voorzien van zeer praktische (trouwens onmisbare) en
uitvoerige registers, voortaan bij zijn werk missen. De hulde, door Dr.
Brugmans in zijne voorrede gebracht aan Prof. Blok, die het voorstel
tot de zending deed, en aan Jhr. De Stuers, die het plan krachtig
V
V
1)
Op deze wijze mag de splitsing worden gemaakt, zij het dan ook dat losse personeele
nulp m de omschrijving voorkomt.
OVER ZIJNE EnGELSCHE REIS.