72 nismaking met een artikel van den Keulschen archivaris over de organi satie van zijn archief. De Zurichsche staatsarchivaris dr. P. Schweizer (bekend door zijn geroemd oorlcondenboek van Zurich) zond mij onlangs zijne Geschichte des Zürcher Staatsarchivesdie ik met de grootste belangstelling gelezen heb. Zooals de titel reeds aanduidt, bevond ik bij die lectuur, dat onze Zurichsche ambtgenoot geheel hetzelfde werk, als ik juist in dezelfde dagen onderhanden had voor het archief der stad Utrecht, verricht heeft voor zijn depót en wel volkomen op dezelfde wijze als ik. De overeenkomst in de wijze van behandeling is echter nog minder opvallend dan de overeenkomst der behandelde stofhet trekt zeer de aandacht, dat twee zoover van elkander verwijderde en ook overigens geheel verschillende archieven als die der steden Zurich en Utrecht, niet alleen in groote trekken, maar ook in allerlei bijzonderheden volkomen dezelfde lotgevallen hebben doorleefd, en dat dezelfde feiten zich bij beiden gewoonlijk in dezelfde tijden hebben voorgedaan. Slechts ééne uitzondering moet ik vermelden: de Zurichsche magistraat is in éen opzicht zijnen Utrechtschen broeder zeer verre vooruit geweest: reeds in 1692 werd het archief van Zurich als een afzonderlijken tak van beheer in het stedelijk organisme erkend, een beginsel, dat ten onzent eerst bijna 1 x/2 eeuw later schuchter uitge sproken en aarzelend in toepassing gebracht werd. Het gevolg daarvan is, dat het Zurichsche archief in het bezit is eener zoogenaamde Regi- stratur (de archivaris heette daarnaar Registrator). Deze registers (waar van een o.a. den respectabelen omvang van 124 deelen heeft) bevatten korte regesten van den inhoud der losse stukken en ook van de in seriën opgenomene akten, in de eerste plaats van de raadsbesluiten. Zij vormen, hoewel natuurlijk volgens onze tegenwoordige begrippen gebrekkig inge richt, een onwaardeerbaar hulpmiddel voor den gebruiker van het archief, welks gemis wij in onze archieven dagelijks moeten betreuren. Eene andere merkwaardigheid van het Zurichsche archief is, dat reeds in 1794 melding wordt gemaakt van bezoekers, „die alleen uit nieuwsgie righeid komen" en diehet moet erkend wordendeze ongepaste nieuws gierigheid duur genoeg moesten betalen met een entree van 20 schilling. En bovendien nog iets duurder, als zij niet goed oppasten, getuige de geleerde maar boosaardige predikant, die het misbruik van de Zurichsche archiefschatten met het leven boette Doch het is niet om deze kleinigheden mede te deelen, dat ik het ge schrift van dr. Schweizer ter sprake bracht. De schrijver laat aan zijne geschiedenis voorafgaan een kort opstel „über Wesen und Zweck der Ar chive", en het is daarop dat ik uwe aandacht vestigen wil, om de ver rassend sterke overeenkomst tusschen zijne denkbeelden en de beginselen die in de laatste jaren in onzen kring en in ons orgaan uitgesproken zijn. Niets toch kan aangenamer zijn, niets pleit sterker voor de juistheid onzer meeningendan wanneer men overeenstemming en instemming vindt 73 bij deskundigen, vooral wanneer zij in geheel andere kringen zijn opge groeid dan wij. Dr. Schweizer begint met het onderscheid tusschen bibliotheken en archieven in het licht te stelleneen onderscheid zelfs door geleerden die dikwijls in archieven arbeiden, te dikwijls vergeten. Een archief, dus betoogt hij dient in tegenstelling met eene bibliotheek uitsluitend de geschiedkundige wetenschap (volstrekt niet alleen de staatkundige ge schiedenis) en wel bepaaldelijk de geschiedenis der corporatie, waarvan bet afkomstig isin zijn geheelen omvang. Terecht protesteert hij dan ook tegen de definitie van Von Rockinger, die een archief omschrijft als „eene verzameling van schriftelijke gedenkstukken van rechtskundigen of geschiedkundigen inhouddie bestemd zijn voor de nakomelingschap bewaard te worden eene definitiedie beter past voor eene historisch- juridische bibliotheek dan voor een archief. Daartegenover beveelt Schwei zer aan de definitie van Wackernagel (1892): „Das Archiv ist die Sammlung derjenigen Schriftstücke, welche auf dem Wege und zu Zwecken der öffentlichen Verwaltung entstanden sind sowie derjenigen, welche auf dem Weg privater Verwaltung entstanden, aber durch Uebergang derselben an den Staat nachtraglicli öffentlichen Charakter erhalten haben." Ook volgens dr. Schweizer is een archief een organisch geheel, waarin evenals in den staat zelf de verschillende takken van beheer onderscheiden zijn. Doch alleen dan is dit het geval, wanneer het archief volledig is en men niet opvolgt het systeem van het Beijersche rijksarchief, dat de belangrijkste stukken uit de provinciale en stedelijke archieven verwijdert en in het hoofddepöt bijeenbrengt. De archieven van lokale ambtenaars kunnen desnoods gemist worden, maar die van „alle staatlichen Neben- behördenauch der ziemlich selbstandig organisirten," moeten ingelijfd worden evenals die van partikulieren die vroeger staatsrechtelijke be voegdheden bezeten hebben. Evenals een archief, waarvan de oudste stukken verloren gegaan zijn, geen wetenschappelijk belang heeft, zoo is een archief, waaraan de nieuwste stukken ontbreken, praktisch onbruik baar „Eine Teilung, welche die neueren Akten einem Registrator zuweist und das Archiv auf die alten Akten beschranktist dabei' auch im Staats- interesse zu verwerfen. Ein richtiges Archiv muss beides vereinigen, Wis senschaft und Praxis, Vergangenheit und Gegenwartgerade darin besteht der Wert und die Bedeutung der Archive, dass sie die Entwicklungsgeschichte des Staates wie aller seiner einzelnen Einrichtungen Aufgaben, Rechte und Anspriiche, seiner Politik und seiner ganzen Verwaltung darstellen. Die genaue Kenntniss eines Archives wie sie eigentlich nur die Archiv- beamten selbst erwerben können, beseitigt das vielverbreitete Vorurteil dass die alten Arcliivalien ein praktisch wertloser Quark seiender nur den Geschichts- und Altertumsforschern allenfalls dienen könnedass die grosse Revolution und die Veründerung der Zeiten überhaupt einen grossen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1895 | | pagina 10