22
1°. Artikel 1 wordt gelezen als volgt: „De oude rechterlijke archieven,
welke dagteekenen van vóór de invoering der Fransche wetgeving, en
thans nog bij de gerechtshoven, arrondissements-rechtbanken en kanton
gerechten bewaard worden, of nog bij de gemeentebesturen of hypotheek
bewaarders berusten, worden overgebracht naar de bewaarplaats der Rijks
archieven te 's Qravenliageof naar die, gevestigd in de hoofdplaats der
onderscheidene provinciën, en onder bewaring gesteld van den Algemeenen
Archivaris des Rijks of van de Rijks-Archivarissen in de provinciën
Naar welke van deze bewaarplaatsen iedere verzameling van oude
rechterlijke archieven moet overgebracht worden, staat ter beslissing van
den Minister van Binuenlandsche Zaken."
2°. het afzonderlijk depot der Rijks-archieven te Roermond wordt op
geheven
3°. de tot dat depot behooreDde verzamelingen worden overgebracht
naar 's Rijks archiefdepot te Maastricht
4°. de overbrenging, in art. 1 bedoeld, moet volvoerd zijn vóór 1 Ja
nuari 1897.
Ue Ministers voornoemd zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast
met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden ge
plaatst en in afschrift gezonden aan den Raad van State.
Het Loo1 den 19 Augustus 1895.
EMMA.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
van Houten.
De Minister van Justitie
De Minister van Financiën
Sprenger van Eyk.
Uitgegeven den vijfden September 1895.
De Minister van Justitie
VAN DER KaAY.
Benoemd
tot archivaris der gemeente Ylissingen, de heer C. P. J. Dominisse,
aldaar;
tot archivaris der gemeente Tholen, de heer A. Hollestelle, aldaar.
Aan den archivaris der gemeente Eemnes is op zijn verzoek door Bur
gemeester en Wethouders eervol ontslag verleend wegens geëindigde
werkzaamheden." Het toezicht op het archief zal voor het vervolg worden
opgedragen aan den gemeente-secretaris.
23
De vierde jaarvergadering gehouden te Amsterdam op 26 Juni
1895, in de „Salle des congrès" op de Wereld-
Tentoonstelling te Amsterdam.
Bij menigeen, die dit opschrift leest, zal wellicht de gedachte opkomen,
of nu juist de bovengenoemde plaats aangewezen was voor een vergadering
van Archivarissen. En dan is het niet te ontkennendat het verband
tusschen die ambtenaren en een Tentoonstelling voor Hotel- en Reiswezen
niet onmiddellijk in het oog valt en misschien voor latere snuffelaars
die zich met een vraagstuk als dit bezig houdeneen waar struikelblok
zal opleveren. Toch zal die snuffelaar, als het hem helder wordt, dat
op die tentoonstelling een gedeelte met den naam van Oud-Holland
werd aangeduid en dat men daar door de omgeving, gebouwen en per
sonen geheel naar het grootsch verleden van ons volk werd teruggevoerd
de keuze van die plaats kunnen begrijpen. Hij zal zelfs met instemming
bevinden dat het Bestuur der Archivarissen-Vereeniging meende, in over
eenstemming met een daartoe strekkend, vriendelijk en gastvrij voorstel
der Commissie voor Oud-Holland als plaats der jaarvergadering die voor
eenige maanden uit den grond verrezen stad te moeten kiezen. En hij
zal kunnen bevroeden, dat de vergadering daar gehouden, aan het eene
deel harer bestemming beantwoorddein aanmerking genomen dat buiten
de in het algemeen op menschen werkende aantrekkingskrachten, waaronder
zeker ook het gemeenschappelijk diner op de mailboot behoorde, er voor
ons, liefhebbers van „antiquiteiten" nog buitengewone aanwezig waren.
Maar niet alleen in dit opzichtook wat betreft het meer eigenlijke doel der
Yereeniging kan gezegd worden, dat de vergadering zelve èn wat belang
stelling èn wat resultaten betreft allerminst onder de plaats, waar zij werd
gehouden, heeft geleden. Een kort overzicht der handelingen zal dit uitwijzen.
Wij volgen daarbij de agenda. Nadat een achttiental leden, latei-
met nog vier vermeerderd, de presentielijst hadden geteekend, opende de
Yoorzitter de vergadering. Ook nu weder wist mr. S. Muller Fzn. in
zijn inleidend woord de aandacht te boeien, en nieuwe denkbeelden omtrent
archivarissen en archieven ten beste te geven. De rede volgt hierachter,
in overeenstemming met het uitgesproken verlaDgen der aanwezigen, in
haar geheel; zooals men zien zal, eindigt zij met eenige mededeelingen
omtrent den toestand der Yereeniging zelve en over hare leden, zoodat
wij het overbodig kunnen achten die hier vooraf nog eens te geven.
Wat de verdere huishoudelijke bezigheden betreft, deelen wij mede,
dat Jhr. mr. V. de Stuers, bij acclamatie tot eerelid der Yereeniging
werd benoemd. Zonder twijfel mag daarin worden gezien de onbestreden
erkenning van zijne verdiensten ten aanzien van het archiefwezen in
Nederland. Wij verheugen ons dan ook te kunnen mededeelen, dat het
eerelidmaatschap door den heer Stuers is aanvaard. Het Bestuur heeft
VAN DEK KAAY.