52
men, totdat ge buiten het gebouw gekomen, een zucht van verlichting
slaakt in de wel niet frissche, maar toch open lucht.
Ik sprak van de kelderverdieping want in deze betrekkelijk hoog ge
legen metropolis, heeft men weinig hinder van vochtige kelders zoodat
men veel ruimte heeft gewonnen door het geheele gebouw te doen rusten
op een sousterrain, waarboven zich dan nog drie verdiepingen verheffen.
Op al deze vier étages hetzelfde schouwspel van donkere gangen en cellen,
te zamen 142 in getal.
Het Record Office is, zooals het nu staat, nog onvoltooid. De ooste
lijke gevel, naar de zijde van de Kolls Chapel is weinig anders dan een
blinde muur. De hoofdingang, de poort met den toren daarboven, is
thans niet in. het midden van den gevel geplaatst, maar op ongeveer een
derde van de nog onvoltooide zijde. Het doel is dan ook het gebouw in
denzelfden stijl te voltooien Reeds is in Chancery Lane een nieuwe
monumentale vleugel voltooid. Wanneer deze in gebruik zal zijn gesteld,
zullen ook de onoogelijke gebouwen, die thans nog Rolls Yard ontsieren,
de Judges Chambers en het Rolls House kunnen verdwijnen en aan het
Engelsche Rijksarchief een waarlijk monumentaal gebouw zijn verschaft.
Dan zal nog een verbindingsgebouw worden gesticht tusschen de beide
vleugels, die Fetter Lane en Chancery Lane versieren, terwijl de oude
Rolls Chapel, die eigenlijk een consequente doorvoering van de grootsche
bouwplannen wel wat in den weg staat, maar natuurlijk, gemerkt de
Engelsche piëteit, moet worden in stand gehouden, tot een soort museum
zal worden ingericht.
De uiterste zorg wordt voortdurend besteed aan de veiligheid van het
gebouw. Dat alom brandkranen, brandetntners, braudgranaten enz. zijn
te vinden, ligt voor de hand. Waterleiding staat overal ten dienste
Bovendien bevat de groote toren een machtig reservoir, dat bij brand
zijn watermassa kan loslaten. Een afdeeling policemen en andere bewa
kers heeft geen andere taak, dan het Archiefgebouw voortdurend, dag
en nacht te bewaken en te onderzoeken, of soms ergens de documenten door
vuur, water of lastige knaagdieren schade lijden.
Yan de gebouwen gaan wij over tot het personeel der archieven. Aan
het hoofd van dezen dienst staat de Master of the Rolls, lid van het
ministerie en dien men het best met onzen Minister van Justitie kan
verg;elijken. Onmiddellijk onder hem staat de eigenlijke Rijks-archivaris,
Deputy Keeper genoemd, die het deskundig hoofd van het archiefwezen
is. Op hem volgen in rang een Secretaris en zes Superintendents, die
ieder een eigen departement voor zich hebbenéén voor het toezicht op
het gebouw, één voor elke search-room, één voor de regeling van alles
wat het behoud der documenten betreft, en zoo meer. Deze Superin
tendents zijn wetenschappelijk gevormde mannen, die hun sporen hebben
verdiend op historisch of juridisch gebied. Op hen rust natuurlijk ook
53
de taak der voorlichting van het studeerend publiek. Over hun uitge
breide kennis en hun dienstvaardigheid in het zoeken van het gewenschte,
is ook in Engeland slechts één roep. Onder hen staan nog een twin
tigtal clerks, evenals zij, met een wetenschappelijke opleiding. Dat aan
hen en tevens aan het publiek weer een groot aantal attendants ten
dienste staan, ligt voor de hand.
Intusschen, noch de Deputy Keeper, noch de Superintendents zijn
geheel vrij, den bezoeker alles voor te leggen, wat hij wenscht in te zien.
Zonderling genoeg is in Engeland de beschikking over elk onderdeel
van het archief gebleven aan den Minister, van wiens departement het
oorspronkelijk deel heeft uitgemaakt. Dit nu zou voor den bezoeker niet
zeer hinderlijk zijn wanneer niet de verschillende Ministers hadden goed
gevonden, den datum, waarna niets zonder speciaal verlof wordt getoond,
op verschillende wijze vast te stellen. De papieren van het Foreign Office
vóór 1760 kan men ten allen tijde te zien krijgen, voor die na 1760 is
verlof van den Minister van Buitenlandsche Zaken noodig, wat zich even
wel nooit uitstrekt tot stukken jonger dan 1830. Daarentegen kunnen
de documenten van het War Office ouder dan 1837 zonder verlof worden
ingezien; voor die na dat jaar is vergunning van den Minister van Oorlog
noodig. Bij de Admiraliteit is het weer anders geregeld: daar is het jaar
1800 de grens. En ten slotte heeft het Colonial Office de zaak weer
anders begrepen, aangezien de papieren van dit Ministerie van alle tijden
alleen na voorafgegane machtiging van den Minister van Koloniën worden
getoond. Intusschen dient nog hieraan toegevoegd, dat de machtigingen,
zoo zij worden aangevraagd ten behoeve van het ernstig historisch onder
zoek, nooit worden geweigerd.
Beantwoordt dus het gebouw van het Public Record Office volkomen
aan zijn doel, zijn de ambtenaren, zooals men ze aan de meeste archieven
aantreft, toch is hier niet alles te prijzen. Het staat mij niet vrij een
oordeel te vellen over alle afdeelingen, maar van diegene, welke ik onder
de oogen heb gehad was de catalogiseering, met een enkele uitzondering,
bepaald onvoldoende. Afgezien van enkele tijdvakken, waarvan de records
en rolls zijn gedrukt in den bekenden Calendar of State Papers, is het
volstrekt onmogelijk te weten te komen, wat eigenlijk over een bepaald
onderwerp of bepaalden persoon aanwezig is. Natuurlijk vult de ervaring
der superintendents en attendants veel aan, maar zij kan het gemis van
uitvoerige, degelijk bewerkte catalogi en registers niet vergoeden. Wat
alleen voorhanden is, is wat dan ook zeer bescheiden heet een „List of
Documents in II. M's. Public Record Office". Wanneer men nu onder
Documents wil verstaan portefeuilles, dan weet men wat men aan dezen
catalogus heeftniets dan het nummer van de portefeuilles en de eind
jaren van de documenten er in vervat, benevens de naam van een enkel
persoon, die er dikwijls op voorkomt, wordt in deze List gevonden. Bij