44 schap vertegenwoordigen, behooren bij elkander en vormen te zamen het archief van die gemeenschap". Het hof was eene provinciale autoriteit, het archief van het hof maakt dus een deel uit van het archief der pro vincie, en behoort niet op ééne lijn te worden gesteld met de „archieven der plaatselijke autoriteiten, die met de civiele en crimineele rechtspraak waren belast". Alleen de stukken van zuiver rechterlijken aard dus die nen pro memorie in een inventaris der rechterlijke archieven te worden vermeld. Toen ik den Groningschen inventaris in het Archievenblad aankondigde (III p. 89), heb ik die opvatting voor de juiste gehouden „vooral voor de provincie Groningenwaar het Hof niet, zooals te Utrecht en elders zijn ontstaan aan het landsheerlijk gezag maar aan de Staten te danken had". De verschijning van den zestienden bundel verslagen omtrent 's rijks oude archievenwaarin (p. 63 vlg.) de notulen van de vierde bij eenkomst van rijksarchivarissen zijn opgenomen, heeft mij aanleiding ge geven de zaak nog eens opzettelijk na te gaanen ik zie mij verplicht terug te nemen, wat ik in het Archievenblad heb gezegd. Bij de vraag naar de plaatsdie het archief van een college behoort in te nemen komt het niet op den oorsprong van het college aan, maar integendeel op zijne opheffing. Hoe het college zijn einde genomen heeft, en door welke instelling het vervangen is, dat is de vraag, wier beantwoording over de plaats van het archief beslist. Onze provinciale depóts, hierop komt het aan, zijn niet kunstmatig gevormde vergaarbakken van archievendie men naar willekeur versnijden kanhet zijn integendeel historische producten wier grenzen en wier hoofdlijnen men heeft na te gaan en te eerbiedigen. De provinciale depóts bevatten in geenen deele de archieven van alle provinciale auto riteiten, de archieven der provinciale synoden b.v. zoekt men er tevergeefs. Terecht natuurlijk, want zij berusten onder de opvolgers der provinciale synoden, de provinciale kerkbesturen, zij zijn geen rijkseigendom geworden. Ook de archieven der stadhouders vindt men er niet. Zelfs al mocht H. M. het huisarchief aan het rijk afstaan, dan zouden toch de stukken betreffende het stadhouderlijk bestuur niet over de provinciale depóts ver deeld moeten worden, maar moeten blijven berusten te 's-Gravenhage, omdat niet de tegenwoordige provinciën maar koning en rijk de erfgenamen der vroegere stadhouders geworden zijn. De provinciale depóts bevatten uit hun aard alleen de archieven van de vroegere provinciale administratiehet zijn oorspronkelijk uitsluitend de oude archieven der provinciale besturen, die nu nog bestaan, maar welke het rijk in eigen beheer heeft genomen en onder afzonderlijk toe zicht heeft geplaatst. De andere archievendie in de provinciale depóts voorkwamen, zijn als het ware in de oude Statenarchieven uitgemond. Zulk een Statenarchief hadkan men zeggen, zijn stroomgebied, dat 45 zich soms zeer ver kon uitstrekkenen niet afhankelijk was van de pro vinciale grens. Zoo berust het archief der abdij van Egmond in het Algemeen Rijksarchief, omdat het is uitgemond in het archief der Staten van Hollanden niet in het depót te Haarlemhoewel de zetel van de abdij in de tegenwoordige provincie Noord-Holland gelegen was. Wanneer de Staten van Zeeland door koop eigenaar geworden waren van eene hooge heerlijkheid in Hollanddan zou het archief dier heerlijkheid thans te Middelburg en niet te 's-Gravenhage bewaard wordenom dat de Staten van Zeeland dan de rechtverkrijgenden van den vroegeren heer waren geweest. Niet de archieven van alle geestelijke corporaties behooren van ouds in de provinciale depóts thuis, maar alleen van die, welke in eigendom of beheer der provincie zijn overgegaan. En wat er van de oude landsheerlijke archieven nog voorhanden is, berust alleen daarom in de rijksdepóts omdat de Staten de rechten der vroegere lands- heeren hebben verkregen. Zoo het landsheerlijk gezag had blijven bestaan zouden die archieven allen in het Algemeen Rijksarchief zijn samenge vloeid, nu zijn zij over de provinciën verdeeld. Later zijn de provinciale archiefdepóts van aard gewijzigd, het zijn geene stroomen meer, waarin nog andere wateren vrijelijk uitmonden, hun benedenloop is gekanaliseerd; wat er nu nog in uitmondt, wordt door eene sluis (een koninklijk besluit of eene ministeriëele beschikking) aan gevoerd. Op deze wijze zijn ook de rechterlijke archieven in de provinciale depóts gekomen. De archieven van hoven en gerechten werden in 1810 bij de opheffing dier colleges op gelijke wijze behandeld, zij werden geplaatst onder het beheer der rechterlijke autoriteiten, die de opgeheven colleges vervingen, evenals de archieven der provinciale administratie onder de nieuwe administratieve autoriteiten bleven berusten. Vandaar zijn zij eerst krachtens het koninklijk besluit van 1879 naar de provin ciale depóts overgebracht. Het is waar, dat het keizerlijk decreet niet overal even nauwkeurig werd uitgevoerd, maar het is niet minder dui delijk, dat het gevolg van deze slordigheid geen iuvloed mag hebben op de indeeling der archieven. Omdat de archieven van sommige hoven in het geheel niet onder het beheer der nieuwe rechterlijke autoriteiten ziju overgegaan, behooren zij geene andere plaats in het depót in te nemen, dan de geheel gelijksoortige archieven elders, evenals het geen verschil maakt, of het archief van een plaatselijk gerecht overgenomen is van een gemeentebestuur of van eene rechterlijke autoriteit. Dat het archief van een hof of van een plaatselijk gerecht in een provinciaal depót berust, is thans uitsluitend een gevolg van het koninklijk besluit van 1879; was dit niet genomen, dan zou het archief onder eeue rechterlijke Daarbij is geen onderscheid gemaakt tusschen de administratieve bescheiden en de rechterlijke; trouwens in 1810 bezaten de hoven nog slechts rechterlijke bevoegdheden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1895 | | pagina 13