40
ook onze krijgsarchieven bijeen te brengenWij zouden
wenscben alle staatsarchieven tot een bepaald jaar naar het Algemeen
rijksarchief over te brengen, waardoor de voornaamste bouwstoffen voor
alle tijdperken der Nederlandsche en der Nederlandsch-Indische krijgs
geschiedenis op ééne plaats zullen vereenigd worden. De zeer ordelijke
opstelling der oorlogsarchieven van 17981810 op bet Algemeen rijks
archief noodigt als van zelve tot aansluiting. De oorlogs
archieven van Nederland, van Oost- en West-Indië en vroegere bezittingen,
te zamen vormende iet Nederlandsche krijgsarchiefmogen in het nieuw
op te richten gebouw ééne afzonderlijke afdeeling uitmaken."
Het spreekt van zelf, dat een dergelijk omvangrijk plan onze volle
belangstelling gaande maakt. Maar het zal deze vergadering niet ver
wonderen, zoo ik opmerk, dat deze belangstelling meer getuigt van
vrees dan van hoop. Werkelijk is er weinig in het plan, dat mij toe
lacht. Het denkbeeld, om bij de archieven eene „krijgsgeschiedkundige
afdeeling" te vormen, laat ik ter zijde. Het zou naar mijne overtuiging
de goede rangschikking onzer depots onmogelijk maken; maar het zou
ook onuitvoerbaar blijken. Men kan er van zeggenwat de heer De Bas
toevoegde aan de commissie uit de Koninklijke Akademie van Weten
schappen: dat namelijk „gemis aan voldoende voorlichting door deskun
digen wellicht verleidde tot het doen van voorstellen van organieken
aard, die inderdaad tot de bevoegdheid van anderen behooren." Ik
geloof dan ook nietdat er vrees behoeft te bestaandat de herleving
der krijgsgeschiedkundige studiën, die zeker in onzen kring met groote
vreugde begroet wordtons zal noodzaken het verband onzer archieven
uiteen te rukken in den door den heer De Bas bedoelden geest.
Ernstiger is het overige gedeelte van het voorsteldat leiden zou tot
de opheffing der provinciale depots en de overbrenging van hunnen
inhoud naar het Algemeene rijksarchief. Ook hier is het gevaar niet
zéér dreigend. Reeds dadelijk na het uitspreken der rede wees een dei-
aanwezigen op de bestaande moeielijkhedendie alleen door den ernstigen
wil der regeering te overwinnen zouden zijn. En de heer De Bas zelf
legde in zijn antwoord allen nadruk op het zoeken van ontbrekende
bescheiden, terwijl het concentreeren daarvan naar den achtergrond week.
Bovendien zullen bezwaren van materiëelen aard althans voorloopig zelfs
voor hen, bij wie de wil tot dergelijke concentratie mocht bestaan, het
vinden van een weg daartoe wel zeer bemoeielijken. Maar toch komt mij
een woord van ernstig protest van deze plaats gepast voor, waar een
hooggeplaatst persoon, een man van invloed, in het openbaar zóó ver
strekkende plannen ontvouwt. Niemand meene, dat ik ook ditmaal „pro
domo" het woord voerconcentratie van alle rijksarchieven op éene plaats
zou geene beperking van het ambtenaarspersoneel met zich kunnen bren
gen, en voor sommigen onzer ware eene overplaatsing naar Den Haag
41
juist geene verbanning! Maar al zou de uitvoering dezer plannen voor
ons zeiven geen gevaar opleverenzij zou naar mijne ernstige overtuiging
hoogst nadeelig zijn voor het archiefwezenen niet minder voor de
beoefening der geschiedenis.
Reeds dadelijk schijnt al te groote concentratie het beheer van het
reusachtige depót nagenoeg onmogelijk te zullen maken. Ik behoef dit
niet te herinneren aan den heer De Bas, die met betrekking tot zijn
eigen onderwerp juist hetzelfde denkbeeld uitsprak. Maar er is een
ander, grooter bezwaar: de heer De Bas, die met mij een archief roemt
als „het geheugen van een juridischen persoon", moet dunkt mij bij eenig
nadenken toegevendat het niet aangaat aan deze personen hun geheu
gen te ontnemendat hot onverantwoordelijk zou zijnten bate der
krijgsgeschiedenis de lokale besturen te berooven van de arsenalen hunner
rechten, waarop zij een historisch recht verkregen hebben. Inderdaad is
een archief slechts tehuis in de streek, waar het gegroeid is, en eene
acclimatatievoor het leven van elke plant zoo gevaarlijk, mag ook hier
slechts in geval van hooge noodzakelijkheid beproefd worden. De lokale
geschiedschrijving, die zich juist door archiefstudie kan voeden en ver
sterken, zou, wanneer men haar deze onmisbare voedingssappen onttrok,
sterven, of, zoo zij het leven behield, verkwijnen en veroordeeld worden
tot een bestaan, dat erger ware dan de dood. Grondige geschiedbeoefe
ning werd dan voortaan slechts mogelijk voor hendie het voorrecht
hadden in of bij 's Gravenhage te wonen.
En zou de krijgsgeschiedenis zelve van de concentratie groot voordeel
trekken? Ik veroorloof mij het te betwijfelen. De provinciale depóts
bevatten in den regel voor de studie der krijgsgeschiedenis slechts mate
riaal van den tweeden rang, dat alleen dienen kan ter aanvulling en
verduidelijking van het resultaat, door de studie der bescheiden van het
Algemeene rijksarchief verkregen. Deze depóts leveren slechts verspreide
en onsamenhangende berichten, die eerst beteekenis verkrijgen, als de
studie van eiken veldtocht is voltooid in het Haagsche archief, waar het
plan van de campagne, de hoofdleiding der gebeurtenissen kan worden
nagespoord.
Het is waar, de provinciale depóts bergen hier en daar bij toeval wel
eens enkele op zich zelf staande bescheiden, wier studie voor de krijgs
geschiedenis nuttig kan zijn. Is het bepaald noodig, die op te sporen
en voor eene verplaatsing te signaleeren? Mijne ervaring leert het tegen
deel. De officier, met de nasporingen op mijn bureau belast, raadpleegde
met bijzondere belangstelling verscheidene deelen met verslagen van veld
tochten en belegeringen uit het begin der 18e eeuw. Toevallig hield ik
mij juist in denzelfden tijd bezig met het nemen van een overzicht van den
inhoud van het oude provinciale archief, welks beschrijving nog geheel gere
organiseerd moet worden. Bij deze gelegenheid bleken deze stukken bij elkan-