120
van een nieuwe verzameling, die bij verloop van tijd zeer in omvang
toenam. Zooals bekend is, zijn de notarieele archieven volgens de wet
van 1842 in afzonderlijke bewaarplaatsen opgenomen, waar zij zich nog
steeds bijna ontoegankelijkdikwijls gebrekkig bewaarden onder niet
altijd deskundig beheer bevinden.
De omwentelingen op het einde van de 16e en de 18e eeuw waren
eveneens oorzaak van de vermeerdering der archieven. Toen de goederen
van de kloostersbroederschappen en begijnenhuizen werden genaast
kwam ook een groot deel van hun archieven in de stadsverzameling.
Honderden charters van de begijnenhuizen gingen evenwel met andere
stukken weer voor de stad te loor toen ze na den dood van professor
Bondam, die ze in zijn huis ten gebruike had, met zijn eigen stukken
werden verkocht. Mr. Yan Musschenbroek kocht de meeste, maar een
ander deel kwam in het archief van de Oud-Roomsch-Katholieke Klerezie,
die het nog bezit, maar aan het rijksarchief in Utrecht in bruikleen af
stond. Nog beter liep het af met de door Yan Musschenbroek gekochte
stukken. Op de auktie van zijn bibliotheek kwamen zij aan Sir Thomas
Phillips te Middlehill. Toen diens verzameling, eenige jaren geleden
onder den hamer kwam kocht de stad de in haar archief behoorende
stukkendoor bemiddeling van het Rijkterug.
De omwenteling op het einde van de 18e eeuw gaf aanleiding tot de
overneming van de gilde-archieven.
De archieven van de geestelijke gestichten en de gilden zijn niet in
den inventaris van het stadsarchief opgenomen. Het voornemen bestaat
ze afzonderlijk in een inventaris van de met het stadsarchief vereenigde
verzamelingen te beschrijven. Hierin had Mr, Muller aanvankelijk ook
de in 1851 verkregen archieven van de buurten willen opnemen. Daar
het hier evenwel korporaties betreft wier funkties de stad zelf heeft over
genomen kwam hem dit bij nader inzien minder doelmatig voorwes
halve zij nu met de latere aanwinsten van het stadsarchief in een supple
ment zullen worden vermeld.
In de laatste jaren kreeg het Utrechtsche oude archief door de ijverige
bemoeiingen van zijn beheerder nog vele vermeerderingen. Zoo werden
de archieven van stichtingen die van ouds onder zeker toezicht hadden
gestaan en thans door den burgemeester en den gemeente-sekretaris worden
beheerdmet het stedelijk archief vereenigd. Ook de regenten van de
vereenigde Gods- en gasthuizende studenten-senaatde akademische
senaat en andere zelfstandige lichamen gaven hun archieven aan de
stad in bruikleen.
Een andere gunstige omstandigheid was dat het oude archief, en wat
daaraan werd toegevoegd, in 1883 een brandvrije bewaarplaats kreeg in
een nieuwnaast het rijksarchief gesticht gebouw.
Tegenover de vermeerderingen van het stadsarchief staat de afstand van
121
een deel van de rechterlijke stukken aan het Rijk, Zij werden echter in
1881 weer aan de stad in bruikleen gegeven en zijn in den katalogus met
een kruisje aangeduid. De andere stukken van rechterlijken aardzoowel
in het archief van den raad als in dat van schepenen, schijnen nog niet
door het Rijk opgevraagd en dus evenmin aan de gemeente in bruikleen
afgestaan te zijn. De laatstgenoemde heeft ze dan zonder titel onder zich.
De reden van dezen onregelmatigen toestand wordt niet meegedeeld.
Ten slotte ontvangen wij zooals ik al vermelddeeen hoofdstuk Re
gelen voor de ordening en beschrijving van het archief. Een archief wordt
omschreven als het geheel der geschrevenegeteekende en gedrukte beschei
den ingekomen bij en uitgegaan van het bestuur eener gemeenschap of een
harer beambten ex officiovoor zoover deze bescheiden bestemd zijn om onder
haar te blijven berusten.
Het is aan de lezers van dit blad bekend dat deze stelling op de in
1893 gehouden vergadering van de Archivarissenvereeniging werd aange
nomen nadat de woorden ingekomen bij en uitgegaan van waren vervan
gen door ingezonden bij of opgemaakt dooren haar door die gemeenschap.
Het woord archief wordt nog door velendoch ten onrechteafgeleid
van üg/eros, oud. Het is gevormd van ugxeïov, een afleidsel van dg/rj, over
heid. De eigenlijke beteekenis is het gebouw van de overheidhet
regeeringsgebouw waarin tevens de staatsstukken bewaard worden. Ar
chiefgebouw is dus een pleon ismehetgeen echter verdedigd kan worden
omdat bij overdracht archief de benaming werd van de verzameling zelf
van die stukken. De stukken van handelsvereenigingen rederijkerska
mers weeshuizen schietgezelschappen en andere bijzondere vereenigingen
en instellingen zijn dus eigenlijk geen archieven. De meeste vallen echter
wel onder de bovenstaande definitie. Want onder gemeenschappenhoe
wel in art. 575 B.W, gesteld eenerzijds tegenover den Staat en anderzijds
tegenover bijzondere personen, zijn volgens art. 582 j° 1690 B.W. zoowel
de Staatprovincies kerkgenootschappen enz.als vereenigingen tot be
oefening van kunsten en wetenschappentot vermaak enz. te verstaan.
De stukken van bijzondere personen en van vennootschappen vallen echter
niet onder de definitie.
Uit deze definitie leidt de schrijver af, dat uit een archief moeten ver
wijderd worden de stukken die jure privato aan een gemeenschap behooren
terwijl voor de ordening van de overblijvende als beginsel wordt aange
nomen wat Dr. Vermeulen eenmaal verlangde: In een catalogus van
een archief kan en moet een schets van het samenstel der vroegere besturen
zichtbaar wezen. De chronologische ordening en de rangschikking volgens
willekeurig aangenomen rubrieken worden hierdoor uitgesloten. Het be
zwaar dat het publiek bij het ter hand nemen van een volgens dat beginsel
samengestelden inventaris verlegen kan zijn, hoe daarin den weg te vinden,
wordt door Mr. Muller zooveel mogelijk opgelost door den eischdat aan