tolk gemaakt heeft", blijkt, dat de Commissaris der Koningin in de pro
vincie Limburg van geheel andere meening was, dan de beer Everts.
Immers volgens diens oordeel was „dringend voorziening in den toestand
noodig", en moest „óf het archief uit Roermond worden overgebracht naar
Maastricht, of te Roermond een ambtenaar ad hoe worden aangesteld en
een lokaal gebouwd." De Minister zette daarop kortelijk uiteen, waarop
de geschillen met de gemeente Roermond eigenlijk neerkwamen. De
aanspraak der gemeente om over het geheele ter plaatse bewaarde archief,
ingesloten dus dat van Opper-Gelderhet beheer te voeren, erkende
hij niet. Integendeelrechtens en feitelijk heeft de Regeering het uitge
oefend en zal zich dat niet laten ontnemen. Daarentegen, evenmin als
op het Roermondsch archief zelvewenscht de Regeering zich eenig recht
aan te matigen op de stukken, waarop de gemeente „aantoont titulo
particulari recht te hebben." Zoodra zij dus afziet van aanspraken
op het geheel als zoodanigis het geschil opgehevenen voorzoo
ver er bij de schifting verschil van inzicht zich openbaart, kan dit
door arbiters worden uitgemaakt. De heer Everts verklaarde daarop
dat het z. i. het beste was om zoo spoedig mogelijk experts te benoemen.
Een verklaringdie den Minister eenigszins ironisch deed opmerkendat
het debat zeer vruchtbaar had kunnen zijn, als de geachte afgevaardigde
maar kon beschouwd worden als gemachtigde in deze zaak,
Na er nog op te hebben gewezen, dat de concierge bij het rijksarchief
in den Bosch zich heeft kunnen verheugen in het feit, dat een lid der
volksvertegenwoordiging zich tot tolk heeft gemaakt van zijne achter
stelling in bezoldiging bij één zijner collega's als alle ambtenaren in den
zelfden toestand verkeerende zulke advocaten vondenmocht de nationale
tijd wel worden verdubheid eindigen wij onze beschouwingen over de
staatshegrooting voor 1895.
Met het oog echter op het door den afgevaardigde van Roermond over
wijlen den rijksarchivaris te MaastrichtJ. J. Habets gesprokenever
melden wij nog dat daartegen door den tegenwoordigen titularis A. J.
Flament, in de Nieuwe Rotterdamsclie Courant eenvoudig en waardig
is geprotesteerd, met de bijvoeging „dat de immuniteit, waarmede de
leden der Kamer bevoorrecht zijn" hem verhinderde verder te gaan. Wij
kunnen niet nalaten tevens in zijn geheel op te nemen het volgende van
rechtmatige verontwaardiging gloeiende stuk van de hand van jhr. mr.
Victor de Stoers, in hetzelfde Dagblad van 21 Dec. 1894 voorkomende:
5,'s Rijks Archieven te Roermond.
Een Protest.
Geprest door zijne Roermondsche kiezers heeft mgr. Everts in de
zitting der Tweede Kamer van 15 December de Roermondsche archiefzaak
115
besproken. De talrijke onjuiste voorstellingen, welke zijne rede kenmerken,
laat ik thans onbesprokendoch ten aanzien van één punt moet ik een
protest doen hooren, dat aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat.
Mgr. Everts zeide het volgende: (Zie het boven p. 113 tusschen
aanhalingsteekens medegedeelde.)
„Mgr. Everts, die niet aarzelt de menschen te klassificeeren in „mannen
van geweten" en anderenheeft blijkens het bovenstaandeschoon hij
verklaarde de feiten niet te „weten", niet geschroomd op te treden als
de colporteur van ellendige oudewijvenpraatjes en perfide insinuaties tegen
den overleden rijksarchivaris Habets. Hij weet het niet, maar hij heeft
gehoord van iemand die gehoord had van iemand die een der intiemste
vrienden van Habets wasEu het geheele schandelijke lasterverhaal
moet strekken om, onder verklaring dat men zelf niets weet, te doen
gelooven dat de rijksarchivaris Habets misbruik makende van zijn ambt
archiefstukken toebehoorende aan de gemeente Roermond zou hebben
gestolen en heimelijk overgebracht naar 's Rjjks archiefdepöt te Maas
tricht! Om die lasterlijke aantijging aannemelijk te maken wordt er
vergoelijkend bijgevoegd dat niet Habets maar zijn intieme vriend
van oordeel zou geweest zijn, dat zulke ontvreemdingen maar „archaeolo-
gische handigheden en liefhebberijen" zijn.
Het is een ware schande.
Ik aarzel niet openlijk te verklaren dat het geheele verhaal louter
laster en leugen is. Dom en zot in de eerste plaats, want het grenst
aan het krankzinnige de mogelijkheid te veronderstellendat een archi
varis er op uit zou zijn een paar zakken met documenten te kapen,
waar er kwestie is van een zaal vol archieven. Maar in de tweede
plaats ik herhaal het lasterlijk en leugenachtig! Ik was ook een
van de intiemste vrienden van Habets; ik kende hem als een recht
schapen eerlijk manniet in staat te stelenzelfs niet onder den dekmantel
van „archaeologische handigheid." Zijn instructies verboden hem eenig
stuk uit 's Rijks archief te Roermond te verplaatsenzijn eerlijkheid ver
bood hem documenten aan de gemeente behoorende te ontvreemden. Ik
heb het niet van iemand die het van iemand had. Ik weet het van
Habets zelf, dat hij geen enkel stuk heeft overgebracht naar Maastricht,
en ook niet voornemens was er een over te brengenhij had er trouwens
geenerlei opdracht toe. Integendeel; tijdens zijn-leven had de regeering
omtrent een overbrenging van 's Rijks archieven naar Maastricht zich
niet uitgelatenen persoonlijk was Habets er niet tegen alles te Roer
mond te laten.
Dat belet niet, dat de rijks-archivaris als hij te Roermond ging wer
ken, een zak bij zich had, en dat in dien zak papier geborgen was.
Doch om uit dat feit af te leidendat die zak gestolen papieren inhield
en om zulk een verdachtmaking openlijk in het parlement te durven