110 Yoor elk dezer laatste werken zijn 10000 bestemd, waarna in een volgend jaar nog voor Zwolle ongeveer 9500 en voor Haarlem ongeveer 14000 noodig zal zijn. Recapitulatie: Personeel 1894. 1895. art. 158 16750.— 17050.— art. 155 29450.- 29450.— f 46200.— 46500.— Materieel art. 154 f 7175.— 7175.— art. 154 bis 100000.— art. 156 62500.— 62500.— f 69675.— 169675.— Geheel totaal 115875. 216175.— Bij den post van ƒ100.000.— voor arcliieflokalen aan het Bleijenburg te 's Gravenhage zal men zich herinnerenwat er ten vorige jare omtrent den bouw van het nieuw algemeen Rijksarchiefgebouw is voorgevallen, en waarvan wij in den vorigen jaargang (p. 100 vlg.) uitvoerig verslag gaven. De nu uitgetrokken post van even groot bedrag is de tweede termijn van de som, benoodigd voor den totalen bouwdie echter nog niet is aangevangen. Aanvankelijk was het bedrag even als ten vorigen jare uitgetrokken op Hoofdstak IX der begrooting, onder art. 117 en dus ten behoeve van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Naar aanleiding van het bedoelde art. wordt in het voorloopig verslag medegedeeld, dat „het voornemen om bij de verbouwing van het Departement van Binnenl. Zaken de bureaux tijdelijk in het Rijksarchief te huisvesten geene instemming vond bij sommige leden, die meenden, dat bij de behandeling der vorige begrooting beslist wasdat bedoeld archiefgebouw niet aan zijne bestemming zou worden onttrokken, maar alleen door bij bouw in den daarachter gelegen tuin zou worden uitgebreid." Yoorts wenschte men te wetenof de ontwerpen thans waren vastgesteld en of de Minister bereid was, daarvan inzage aan de Kamer te geven. Uit de vraag naar de bestemming van het terrein aan het Bezuidenhout, waarop volgens het voorstel der Regeeringin het vorige jaar gedaan, het algemeen Rijksarchiefgebouw zoude worden geplaatst, moet men op maken, dat deze zaak alsnog in statu quo is. 111 ITet is niet onmogelijkdat een enkele onzer lezers zich de vraag heeft gesteld, waarom de post op Hoofdstuk IX (Waterstaat) oorspronkelijk was uitgetrokken. Een afdoend antwoord zullen wij hem ook niet kunnen geven. Het blijkt echterdat ook de hoofden der twee betrokken Depar tementen hierin iets vreemds vonden, althans dat zij het natuurlij kei- achtten, dat de post overgebracht werd naar Binnenl. Zaken. Bij een nota van wijziging werd dan ook de post van Hoofdstuk IX afgenomen en gevoegd bij art. 154 van Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken), zoo dat dit, nu aangevuld met de woorden „bouw van archiefgebouwen op het Bleijenburg enz." werd gesteld op een bedrag van 107.175. Uit de memorie van toelichting blijktdat dit geschiede na een overlegd van de twee betrokken Departementen, hetwelk leidde „tot de overtuiging, dat de bouw van het nieuwe archiefgebouw behoorde gebracht te worden op de begrooting voor Binnenlandsche Zaken." Tevens vinden wij in dezelfde memorie medegedeelddat de ontwerpen voor den bouw gereed zijn en aan de Kamer overgelegd. „Blijkens deze wordt aan het Bleijen burg het gebouw voor de bureaux, dienst- en administratielokalen ge plaatst, door een gang verbonden met een depótgebouw, hetwelk 23000 M. planklengte aanbiedt en voor eventueele uitbreiding vatbaar is." Het „Huis van Amsterdam", het tegenwoordige Rijksarchiefgebouw zal dus nu beschikbaar komenomdat het voor het personeel aan het Rijksarchief veel te groot is, en, zooals wij verder vernemen, dienen „om er tijdelijk het Departement van Binnenlandsche Zaken te huisvesten," later definitief, hetzij den Raad van Statehetzij het Departement van Buitenlandsche Zaken. De raming van het geheel vroeger 545000.— wordt teruggebracht op ƒ487000— a ƒ490000.—. De commissie van rapporteurs vond blijkens haar verslag de plotselinge overbrenging op de begrooting van Binnenlandsche Zaken wel eenigszins vreemdimmers nadere inlichtingen werden daaromtrent gevraagdook wenschte zij daarbij de kosten van den bouw als afzonderlijken post gehand haafd te zien. Aan het laatste werd door den Minister bereidwillig te gemoet gekomen, door een art, 154 bis voor te dragen. Over het eerste echter vinden wij een uitvoerige mededeelingdie de overbrenging ver klaart, echter niet opheldert, waarom de post aanvankelijk op de begrooting van Waterstaat enz. was gebracht Immers daaruit blijkt, dat als regel geldt, dat ieder Departement zorgt voor de gebouwen, „welke benoodigd zijn voor de diensten onder het Departement ressorteerende. Op dezen regel is alleen uitzondering gemaakt ten opzichte van de landsgebouwen in de residentie, waarvan het onderhoud gemakkelijker en voordeeliger kan geschiedenwanneer het alle gebouwen omvaten waarbij ook aan- en verbouw doeltreffend in ééne hand worden vereenigdwanneer zij een bestaande complex van gebouwen betreffen." Dit alles geldt mar gold ook niet voor het ontworpen archiefgebouw. Immers van wege het Depar- V 1) Op deze wijze mag de splitsing worden gemaakt, zij het dan ook dat losse personeele hulp in de omschrijving voorkomt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1894 | | pagina 10