82 en voor welke men in kleinere reeds tevreden mag zijn een eenigazins geschikt persoon te hebben gevonden. Maar ook voor het zoogenaamd nieuw archief, voor zoover het niet meer dient bij de dagelijksche administratie, is de zorg meestal van weinig beteekenis. In de grootere gemeenten, waar voldoende personeel ter beschikking van den secretaris staat, zal de toestand gewoonlijk minder te wenschen overlaten dan daar, bepaaldelijk in de kleinere, waar dit niet het geval is. En de tijd, voor zijne andere meer dringende bezig heden vereischt, èn de meestal niet zeer schitterende bezoldiging zullen hem de gelegenheid en den lust benemen, om voldoende aandacht te wijden aan de stukken, welke zijn afgedaan en daarom in veel gevallen van minder onmiddellijk practisch belang zijn, niet voor de gemeenten, de corporaties zelf, maar voor de tijdelijk aan haar hoofd staande ambtenaren. Grevolg hiervan zal natuurlijk zijn verwaarloozing en op den duur onvermijdelijke ondergang van bescheiden, wier bewaring in het algemeen belang, zoowel voor de administratie zelf als voor de geschiedenis van gewicht is. En tot welke uitersten die onverschilligheid bij sommige gemeentebesturen, bepaaldelijk in verband met de dikwijls veel te kleine bergruimten kan gaan, daarvan kan ieder meespreken, die zich met het bezoeken van gemeentearchieven heeft bezig gehouden. Wie er meer van wil weten, verwijzen wij naar de verslagen door de Rijksarchivarissen in onderscheidene provincies in de laatste jaren uitgebracht. Beantwoordt dus in dit opzicht het bewuste art. allerminst aan het doel, ook daar waar afzonderlijke ambtenaren met de zorg voor het archief zijn belast, is dit evenmin het geval. Immers dezelfde bezwaren doen zich voor, zij het dan in niet zoo sterke mate, als de secretaris de hem bij de wet opgedragen taak ernstig wil vervullen. Juist dan zal de lagere op de ambtelijke ladder op dit punt de meerdere in kennis en de meer bevoegde tot beslissen zijn. Iets dat in het veronderstelde geval licht tot onaangenaamheden kan leiden, daar bovendien de hoogere ambtenaar de verantwoordelijke persoon blijft. Laat hij echter alles over aan den onder hem staanden ambtenaar, meer bijzonder met de zorg voor het archief belast, dan is de bewuste alinea vrij wel een doode letter geworden. Ook dit kan zeker niet gewenscht schijnen, al zoude daardoor zonder twijfel het belang der zaak worden bevorderd. Het kan toch niet anders dan wenschelijk zijn, dat degene, die toegerust met de noodige kennis belast wordt met de zorg voor het archief, daarvoor de verantwoordelijk heid drage, maar dan ook niet weder op den achtergrond worde gedrongen door iemand, aan wien, wijl hij de eerste niet bezit, het andere niet op de schouders kan worden gelegd. Wijziging van de laatste alinea van art. 103 is dus wenschelijk. Maar hoe? Die vraag is gemakkelijker gedaan dan beantwoord. Eenvoudig het woord secretaris te vervangen door archivaris; dit zou, 83 daargelaten nog de minder wenschelijke plaatsing en het wel wat onver wacht te voorschijn treden van zoodanigen ambtenaar in dezen titel, het bezwaar hebben dat verreweg de meeste gemeenten zulk een beambte niet bezitten en het evenmin van haar te vergen is er een aan te stellen. Wel te verstaan, van iemand, die tijd en geschiktheid zoude hebben in het werkelijk belang der gemeente werkzaam te zijn. En dit geldt niet alleen voor de zeer kleine plaatsen, maar ook voor dezulke, waar mis schien nog wel iemand zoude te vinden zijn om in het archief wat te grasduinen. Men begrijpe het toch wel, goede bewaring en juiste rangschikking der het gemeentelijk bestuur betreffende en daarvoor ge wichtige stukken is een administratief belang. Even goed als een zuivere finantiëele administratie, of een voordeelig beheer der gemeentelijke eigendommen. Iets anders zal dus moeten worden gevonden, waarbij rekening zal moeten worden gehouden met de twee volgende omstandigheden, die uit het voorafgaande voortvloeien, en wel 1°. aan de in iedere gemeente aanwezige ambtenaren kan deze taak niet met gerustheid worden opgedragen, even weinig als zij van hen kan worden gevergd 2°. in verreweg de meeste gemeenten is het onmogelijk geschikte krachten daarvoor te vinden. Deze twee omstandigheden wijzen reeds van zelve aan in welke rich ting de oplossing moet worden gezocht. Yan Rijkswege moet hier worden ingegrepen, en wel door, voorziende in het gemis sub 2°, ambtenaren aan te wijzen, welke de zorg voor de gemeente-archieven over kunnen nemen van de sub 10 bedoelde, en die taak naar eisch vervullen 1). Het springt voldoende in het oog, dat in die grootere gemeenten, waar voldoende, in aantal en capaciteit, krachten bij het archief werkzaam zijn, waar voldoende zorg van bewaring en ordening wordt besteed, dit ingrijpen onnoodig is, al zal eenig toezicht van regeeringswege op enkele punten, misschien niet geheel overbodig kunnen worden geacht. Yoor echter over te gaan tot de nadere uitwerking onzer denkbeelden, zij een bezwaar, waarmede tegen elk dergelijk ingrijpen reeds zonder Ik wijs er op, dat in de gemeente Utreekt iets dergelijks reeds bestaat. De in ieder opzicht gelukkige vereeniging der betrekkingen van rijksarchivaris en van archivaris dier gemeente komt niet alleen aan de archieven ten goede, maar verschaft den titularis een positie, die het zijnen ambtgenooten niet gegeven is te bereiken. De gemeenten Groningen en Arnhem maken zich eenvoudiger, althans goedkooper van de zaak af, door hunne oude archieven in bruikleen aan het Rijk af te staan en dit voor bewaring en onderhoud verder te laten zorgen. Voor gemeenten van dien omvang wel een eenigszins onge motiveerd voorrecht. Hoe weinig men zich, althans in de eerste gemeente, bewust is, dat hier werkelijk sprake is van een voorrecht, kan daaruit blijken, dat in den Raad bedenkingen werden geopperd tegen het toekennen van een gratificatie voor het voorloopig inventariseeren van den inhoud der ten stadhuize gevonden kist, (zie vorigen jaargang p. 74), o. a. met de opmerking, dat dit eigenlijk eo ipso lag op den weg van den 72z;'torchivaris. Er werd bijgevoegd, dat het nu maar uit moest zijn met het vinden van kisten met oude papieren, omdat het de gemeente slechts op kosten joeg!!

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1894 | | pagina 8