86 gehoudenzal toezicht daarop op den weg van den rijksarchivaris in de provincie liggen, die daartoe zal moeten rondreizen en van zijne bevinding verslag aan den Minister en aan Gedeputeerde Staten der provincie zal dienen uit te brengen. Tot nog toe gingen wij van de veronderstelling uit, dat in alle op zichten samenwerking bestond. Dit zal, wanneer de bedoelde ambtenaar ook door de wet als de bevoegde autoriteit wordt aangewezen, wel de gewone gang van zaken zijn, daar nu reeds in die richting op minnelijke wijze wordt gewerkt. Toch is de mogelijkheid volstrekt niet uitgesloten, dat er vanwege een gemeentebestuur verzet plaats vindt tegen de inmen ging van den rijksarchivaris hetzij uit onwil, hetzij uit onmacht. Doet dit geval zich voor, dan zoude deze zich moeten kunnen wenden tot Gede puteerde Staten in de provincie en dezen het geval ter beslissing voorleggen. Deze zouden dan de uitvoering der gedane voorstellen kunnen bevelen en hetzij de opzending, hetzij de openstelling voor den ambtenaar met de bewerking belast kunnen doen plaats hebben. Zou er van onwil in dezen sprake zijn, dan zouden de Gedeputeerde Staten voor de benoodigde kosten kunnen handelen als in art. 212 der Gem. W. aangegeven. Bleek het gemeentebestuur onmachtig of geheel onwillig om ook maar de minste zorg voor de archieven te dragen dan zou daargelaten de vraag of nog niet andere dwangmiddelen zouden kunnen worden aangewend eenvoudig het archief in het depot der rijks-archieven moeten worden opgesteld. Yoor overvulling daarvan zoude niet veel vrees behoeven te bestaan. Immers waarschijnlijk zal zich het bedoelde geval slechts bij zeer kleine gemeenten, en dus bij archieven van weinig omvang voordoen. Bovendien kunnen deze onder de aangeduide omstandigheden aanmerkelijk worden beperkt door de opruiming van alle stukken betrekkelijk de relaties met de hoogere besturen, daar die ter plaatse, in het depot der rijksarchieven namelijk, toch aanwezig en dau niet afzonderlijk in dat der onmachtige of wederspannige gemeente behoeven te worden bewaard. De zuiver plaatselijke stukken zullen dus overblijven, en misschien zal ook daaruit het een en ander kunnen worden verwijderd. In ieder geval zal dit met de noodige zorg dienen te geschieden, maar dan ook niet behoeven te worden gelet op een mogelijk latere restitutie aan het be trokken gemeentebestuur. Deze toch zou misschien kunnen worden toegestaan, als naderhand voldoende waarborgen voor de goede bewaring werden gegeven. Trouwens dit is een vraag van ondergeschikt belang, evenals die, of en zoo ja welke bijzondere regelen voor het gebruik van het archief door het bestuur der betrokken gemeente zouden moeten worden gesteld en welke tevens het een en ander omtrent het verstrekken van afschriften en van gevraagde inlichtingen zouden kunnen bevatten. Dat dit alles eenige meerdere kosten voor het Rijk zoude medebrengen valt niet te ontkennen, doch die toename zal niet zoo groot behoe- 87 ven te zijn. Immers zij zal uitsluitend bestaan in eenige vermeerdering van personeel, en dit in de lagere rangen. Immers dat er vrij wat meer werk, en dat nog vooral van anderen aard aan de rijksarchieven zal komen, springt in het oog. Bovendien zal, waar in grootere gemeenten de bewerking van het archief moet geschieden, het noodig zijn iemand gedurende korteren of langeren tijd daar te doen verblijfhouden. In de provincies, als bijv. Noord-Brabant, waar talrijke groote gemeenten zijn, zullen dus den rijksarchivaris in de provincie eenige ambtenaren moeten worden toegevoegd, die onder zijn toezicht met de bedoelde werkzaamhe den worden belast. En al naarmate de omstandigheden het vereischen zullen zij zich hetzij in het depot zelve, hetzij ter plaatse, waar de ar chieven thuis behooren, daarmede moeten bezig houden. Een vaste in deeling in districten, waaronder de verschillende gemeenten zouden res sorteeren, zoude misschien ook overweging kunnen verdienen. Hoe dit zij, m. i. zoude men met de aanstelling van 10 a 15 ambte naren meer over het geheele rijk reeds ver komen. Een maatregel, die natuurlijk slechts geleidelijk zoude kunnen worden uitgevoerd en dan aanvankelijk weinig kosten zoude medebrengen. Geheel tot stand gekomen zoude zij misschien een vermeerdering van het staatsbudget met jaarlijks f 20.000 a f 30.000 hoogstens bedragen, de ontlasting voor enkele gemeenten niet in rekening gebracht. Een niet onaanzienlijke verhooging, het is waar, maar tegenover de voordeelen met het oog op het gemeentelijk archiefwezen boven uiteen gezet zeker niet te groot te achten. Daarenboven wordt daardoor nog dit voordeel behaald, dat men voor het archiefwezen over het geheele rijk een corps ambtenaren zal kunnen verkrijgen, waarin eenige meerdere gelegenheid tot opklimming zal kunnen bestaan en die bij voldoende be kwaamheid, geleidelijk, als ook de tractementen der rijks-archivarissen zelve zullen zijn verbeterd, het tot een positie, overeenkomstig aan de eischen van hun Yak, zullen kunnen brengen. Goede krachten zullen dientenge volge kunnen worden verkregen, en niet naar een andere loopbaan omzien. Men vergete toch niet, dat bij de hier uitgewerkte regeling buiten wat nu reeds wordt gevorderd nauwkeurige kennis der bestuursinrichting en der administratie, zeker van vóór de invoering der gemeentewet van 1851 zal noodig worden Wat nu ten slotte betreft de wijziging in de Gem. Wet, noodig voor de verwezenlijking dezer denkbeelden. Het komt mij voor, dat uitvoerige regeling bij de bedoelde wet niet aangewezen is. Yoorloopig zal het vol doende zijn, indien de wet slechts zoo worde veranderd, dat de boven bedoelde regeling mogelijk worde. En daar een wet op het archiefwezen, aange nomen de wenscheljjkheid daarvan, vooralsnog zich wel zal laten wachten, 1) In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 25 Sept. 1891, no. 229, wordt door J. een in in hoofdzaak met de hier gegeven beschouwingen overeenstemmende opvatting gehuldigd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1894 | | pagina 10