56
hem verder alleen te laten. Ik antwoord: Beproef het eens! laat den
advocaat, dien gij de behandeling van eene der bovengenoemde zaken in
rechte wenscht toe te vertrouwen, alleen in het archief en merk op, wat
hij van de zaak zal terecht brengen." Ik durf beweren, dat de groote
meerderheid zich van de studie in het archief geheel zal afmaken, en met
vertrouwen kan ik voorspellendat nauwelijks één enkele van hendie
deze studie inderdaad ondernomen heeft, een toonbaar resultaat daarvan
mede naar huis zal nemen. De heeren kunnen den weg niet vinden in
uw archief, en mochten zij dien bij toeval ontdekkendan kunnen zij de
stukken niet lezen en bovendien, onbekend met de oude toestanden, dat
wat zij vinden niet behoorlijk begrijpen. Het is nog niet vele jaren ge
leden dat eene onzer groote steden een zeer belangrijk proces verloren
heeft, omdat het betrokkene rechterlijk college goedvond vonnis te wijzen
op een artikel eener oude ordonnantie, dat hoegenaamd niets met de zaak,
waarover gehandeld werd, te maken had. Wilt gij nu beweren, dat der
gelijke groote zaken niet zoo heel dikwijls voorkomen, dan zal ik dit niet
ontkennen; maar van uwe zijde verwacht ik dan toch antwoord op de
vraaghoe een gemeentebestuur zich moet redden uit de moeielijkheid
wanneer ze inderdaad aan de orde komen. Ik geloof niet, dat gij met
dit antwoord spoedig gereed zult zijn, en daarom verwacht ik van u
eenige erkentelijkheid, wanneer ik u een middel aan de hand doe.
Wij verkeeren met betrekking tot onze archieven in een moeielijken
overgangstoestand. Door groote verwaarloozing, vooral in de eerste helft
dezer eeuw, zijn de meeste archieven totaal in wanorde geraakt, en de
zaak is niet verbeterd, omdat vele besturen tot een civielen prijs eenige
ongeroepene arbeiders in den wijngaard gezonden hebben, die wat er nog
van orde over was dikwijls geheel hebben verstoord. Geen sterveling kan
thans in onze archieven den weg vinden. Deze toestand is onhoudbaar:
er moet raad geschaft worden en voor eenmaal moet een ieder zich zéér
hooge uitgaven getroosten, om de orde in zijn archief te herstellen.
Twee wegen staan nu open. Men kan het archief geheel ordenen, goed,
definitief, er een uitvoerigen inventaris van maken met de noodige toe
lichtende noten, en bovendien de voornaamste seriën, althans de resolutiën
van het bestuur, van alphabetische klappers voorzien. Is de regeling op
deze wijze aangevat en voltooid, en de inventaris gedrukt, opdat hij niet
(zooals anders zeker gebeurt) verloren ga, dan kan men het er op wagen,
dat een rechtsgeleerde in voorkomende gevallen den weg in het archief
vindt. Doch met zulk eene ordening is bij een archief van zekeren om
vang misschien een menschenleeftijd gemoeid.
Men kan het archief ook meer summier ordenen, de seriën bij elkander
zoeken, de losse papieren in zekere rubrieken verdeelen en in groote
pakken met opschriften bij elkander binden. Dit is eene verkeerde methode
zij levert half werk en verstoort de goede orde hopeloozer. De arbeid is
57
a refaire en aan het door den druk algemeen bekend maken van dergelijk
(natuurlijk onnauwkeurig) werk behoort niet gedacht te worden. Maar
voor de praktijk kan men het er desnoods mede doen. Doch alleen op
voorwaardedat men den archivaris op den duur behoude. Wel niet als
een ambtenaar, die dagelijks den geheelen dag ten stadhuize werkzaam is,
maar toch als vast bezoldigd raadsman der gemeente, die eene andere
betrekking kan vervullen, doch tegen genot van zekere toelage de ver
plichting op zich neemt, om zich met het archief vertrouwd te maken en
m voorkomende gevallen daarin nasporingen te doen ten behoeve der ge
meente. Overweging verdient het, voor die betrekking aan te wijzen den
rijksarchivaris in de provincie, zoo die in dezelfde stad gevestigd is. Hij
is met de oude toestanden van het gewest bekend, en de bezoldigingen
dezer rijksambtenaren zijn niet zóó hoog, dat er veel kans is, dat hij de
opdracht van de hand zal wijzen.
In geen geval, het behoeft nauwelijks opmerking, kan het werk verricht
worden door een persoon zonder eenige wetenschappelijke opleiding. Ge
studeerde personen komen bij voorkeur in aanmerking; doch lang niet elke
gestudeerde is geschikt: eene speciale voorbereiding is onmisbaar. Ik
behoef dit niet te bewijzen: ieder, die ook maar eenige kennis van een
archief heeft, zal het toegeven. Trouwens zoowel in Frankrijk als in
Duitschland worden aan eene der universiteiten voor aanstaande archi
varissen speciale cursussen over zeer uiteenloopende vakken gehouden,
terwijl slechts een staatsexamen daarna den toegang tot het ambt opent.'
Dit alles is duur, zal men zeggen: is er geen goedkoopere weg? Inder
daad die is er, maar ik weet niet, of ik u dien mag aanraden. Het archief
heeft voor de gemeente een dubbel belang. In de eerste plaats het direct
praktische, matenëele, op geld waardeerbare belang. Doch daarnaast een
ander. Thorbecke zelf, dien men niet van eenzijdige voorliefde voor het
zuiver wetenschappelijke, onpraktische mag verdenken, was van oordeel
dat men de gemeentebesturen moest aanmoedigen, om „voor hunne archie
ven te doen wat goede orde en plicht vorderen, in het belang der gemeente,
der geschiedenis en der dagelijksche aangelegenheden der burgerijInder
daad komt het mij ontwijfelbaar voor, dat het een belang van elke ge
meente is, haar eigen verleden te kennen. Niet alleen omdat in het
algemeen memand onverschillig kan of mag zijn omtrent zijn verleden-
maar ook omdat eerst de kennis van dat verleden iemand in staat stelt'
om welberaden en consequent te handelen. Het archief is eenmaal treffend
aangeduid als „het geheugen van den juridischen persoon". Nu komt het
mij voor, dat het een eereplicht van elke corporatie is, om voor deze
stukken, die zijn geheugen vertegenwoordigen, behoorlijk zorg te draden
Ik begrijp volkomen, dat in deze tijden, nu de neiging bestaat, om voort
durend meer lasten op de schouders van staat en gemeente op te hoopen
een ieder zich ernstig bedenkt, voordat hij zich zaken aanschaft of ver-