54 der vicariën in de verschillende provinciën en om daarover aan Z. M. den Koning te rapporteeren. Wat reeds vooraf te verwachten was, is duidelijk gebleken, nu de rapporten gereed zijn: het zijn stukken, zooals elke archivaris ze geregeld moet vervaardigen. Meent men nu dat dit werk aan de rijksarchivarissen in de verschillende provinciën is opgedra gen? In geenen deele! Niettegenstaande men niet voor elke provincie een geschikt persoon kon vindenis geen enkele archivaris in de commisie opgenomen. Valt hier te denken aan achteloosheid? of aan geringschat ting? Voor het laatste althans bestond geene aanleiding, want de proef is nooit genomen. En ik constateer, dat de archivarisdie zulk eene opdracht niet behoorlijk kan uitvoerenniet berekend is voor zijne taak. Ronduit wil ik dan ook verklarendat ik het verzuim betreur. Geen oogenblik denk ik er aaniets af te dingen op den terecht geëerden naam dei- benoemden -ik heb de eer met de meesten hunner persoonlijk bekend, bevriend te zijn; maar het verrichten van dergelijk werk is de plicht van den rijksarchivaris, het is ook zijn reclit. Trouwens het was niet eens noodigeenen archivaris in de commissie op te nemenzonder veel om slag had het werk eenvoudig aan de archivarissen kunnen opgedragen worden. Men laad zelfs, indien dit wenschelijk werd geoordeeld, na ontvangst hunner rapporten nog altijd eene commissie van hooggeplaatste personen, geleerden of mannen der praktijk, kunnen benoemen, om met behulp van de verkregene resultaten voorstellen te doen. Ik voor mij zou daartegen geen bezwaar gehad hebben. Want niet om de eer is het mij te doenmaar om de overtuiging algemeen te vestigendat de archi varis praktisch nuttig werk verrichten kan. Mijn tegenstander van daar straks zal echter vrees ikaanmerkendat dit onderzoek omtrent de vicariën geen „praktisch nuttig" werk gebleken is, aangezien de geheele zaak nog geen enkel dubbeltje aan de schatkist heeft opgeleverd. Ik neem ook gaarne aandat deze tegenstander bereid zou zijn, den rapporteerenden archivaris ook verantwoordelijk te stellen voor het feit, dat het Departement van Justitie nog geen wetsontwerp over deze materie bij de Staten-Generaal heeft aanhangig gemaakt; maar de zaak staat eenigszins andersnu het eene achtbare staatscommissie seldt. En daarom kan ik nu onbeschroomd antwoordendat het uitstellen van dit wetsontwerp te betreuren is, omdat wellicht geen onderwerp uit het „dubbeltjes"-oogpunt dankbaarder is om aangevat te worden dan juist de quaestie der geestelijke goederen. Getuige de zaak der Rossumsche goederen, die aan den staat eene bate van meer dan twee tonnen gouds heeft bezorgd en aan een der leden van dezelfde vicarie-commissiedie haar in overleg met den minister Thorbecke belangeloos opgevat en ge lukkig ten einde gebracht heeft, het ridderkruis van den Nederlandschen Leeuwdat nooit beter verdiend is dan toenTrouwens niet alleen de opvordering van zoekgeraakte geestelijke goederen levert geldelijke voor- 55 deelenik kan wijzen op het bekende voorbeeld der gemeente Kampen die niet alleen aan haren archivaris dankt het behoud van haar visch- recht in de IJssel, achtereenvolgens door een particulier en door den staat betwist (thans verpacht voor ongeveer ƒ800 'sjaars), maar ook de verovering van eene geheele boerenhofstede, later verkocht voor bijna ƒ12000. Dit zijn grootein het oog vallende feitenmaar ook over tal van kleinere kan het advies van den archivaris met voordeel gevraagd worden, behoort het dus gevraagd te worden. Door den rechtskundigen ambtenaar aan het gemeente-archief te Utrecht zijn in het afgeloopen jaar (ongerekend de tallooze inlichtingen over kleinigheden) voor Burgemeester en Wet houders vervaardigd 20 rapportenwaarvan 5 over betwisten eigendom der gemeente op stegenwegen en andere perceelen grond3 over renten uit huizen waarvan de betaling aan de gemeente geweigerd was, 3 over ontkenden onderhoudsplicht van publieke eigendommen door par- tikulieren, 2 over het recht der gemeente op sluisgelden, 1 over de verplichte breedte van een jaagpad, 1 over de verplaatsing eener markt, 1 over een verzoek tot naamsverandering eener straat en bovendien 4 zeer lijvige, die een onderzoek van weken eischten, over de verhouding van de stad tot verschillende gestichten, waarvan 1 ten doel had de rangschikking dezer stichting volgens de Armenwet tot stand te brengen2 de bevoegdheid van de stad (als superintendent) vast te stellen tot het vervreemden van landerijen der stichting en tot vermindering van het traktement van den rentmeesteren 1 een onderzoek in te stellen over de verplichtingen der stad met betrekking tot een subsidie, door haar van ouds aan het gesticht uitbetaald. Het praktisch resultaat van al deze onderzoekingen is mij natuurlijk niet bekendmaar ik weet althansdat door ééne daarvan de gemeente behoed is voor een ingewikkeld en lang durig proces, dat zij, had zij haar aanvankelijk standpunt blijven inne men, zeer zeker en terecht zou hebben verloren en dat het totstandkomen van dringend noodige hervormingen voor jaren zou hebben vertraagd. Nu meene men niet, dat de zaken der gemeente Utrecht bij uitstek slecht geregeld zijnintegendeelik heb den indrukdat zij zelfs bijzonder goed in orde zijn. Indien andere gemeenten minder nut van hare archieven trekken, dan is de reden waarschijnlijk alleen deze, dat men het of niet noodig acht voorkomende quaesties voor goed uit den weg te ruimen, öf de moeielijkheden slechts afsnijdt zonder den oorsprong daarvan in het archief behoorlijk te doen onderzoeken. Ik herhaal dusvoor den opper- vlakkigen beschouwer gaat in zulke gemeenten alles goedmaar inderdaad lijden zij ieder jaar zoowel finantiëele als andere schade. Ik zou over dit punt nog lang kunnen spreken. Doch gij antwoordt mij onvervaard: „in het belang van te voeren processen is het met noodig den archivaris te handhaven"; gij meent, dat het voldoende is aan den advocaat der gemeente den sleutel van het archief te overhandigen en O 1

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1894 | | pagina 8