46
welwillendheid en de «iendelgkete waardeenng mogen ondervinden. Ik
constateer derhalve met nadruk, dat ik voor mij zelven mets mets h<»
genaamd begeer en mijn levenslot met memand ter wereld wensch te
ruilen. Maar de grootste dankbaarheid voor de eieeptioneele positie,
waarin ik mij verhengen mag, kan mij toch niet blind maken voor het
lot mijner ambtgenootenintegendeel zij verscherpt mijn medegevoel
Het alleen zekere collegialiteit, het gevoel, dat de belangen van he
corps ook mijne belangen zijn, roept mij op ten verweer, maar ook de
overtuiging, dat de tegenwoordige onhoudbare toestanden, zoo zij best
dlgd worden, noodzakelijk het peil der arohief-ambtenaren sterkmoeen
doen dalen, en dat dus de mij dierbare belangen van het arclnefwe
op den duur gevaar loopen. Bn daarom, niettegenstaande mijne persoon
sbelangen niet op het spel staan, - neen juist omiat dit het geval
is, yoel ik mij gerechtigd, verplicht tot spreken. wr„i.
Ik noemde den toestand onhoudbaar. Allereerst is hij dit me* ba
king tot de tractementen: met ééne enkele uitzondering is T 2000 het
hoogste ideaal, waarnaar men streven mag, terwijl reeds een commies
aan een der ministeries tot 2300 kan opklimmen. Zal men het
willen gelooven? het tractement van een klerk aan een ministerie kan
tot ƒ1100 stijgen; leert deze zelfde klerk daarbij nog ie ou e so
lezen, verdubbelt hij dus zijne bekwaamheid en neemt dienst in ei rgen
der archief-ambtenaren, dan verklaart de staat der Nederlanden, dat zijne
diensten slechts hoogstens 700 waard zijn! Yreemde tegenstrijdig-
heid, waarvoor bezwaarlijk een andere reden te vinden is dan deze, dat
de klerk anders kans had den gepromoveerden commies-chartermeester
boven het hoofd te groeien, wiens bezoldiging lager is dan die van e
klerk aan een ministerie, die eenigen tijd in dienst is geweest.
inderdaad! En er is zelfs bitter weinig uitzicht op ^terschap
Tweede Kamer is ons archiefwezen met bedenkelijk hoofdschudden gequa-
lificeerd als „eene inrichting en organisatie, die op grooten voet is opg -
voerd"- verhooging van tractementen werd alleen begnjpe ij geaci
te voorkomen, dat een verdienstelijk ambtenaar wegens «^doe"
bezoldiging een anderen werkkring zoekt" (gij ziet het, M. e n
wijst U zelve den weg tot verbetering der toestanden.), en de een g
minister, die getracht heeft zonder dergelijke dwangmaatregelen verbetering
aan te brengen, meende zich tegenover de volksvertegenwooidigmg e
moeten verontschuldigen door de mededeelingdat „een minister gedurig
wordt lastig gevallen met verzoeken, om het tractement van den een of
anderen archivaris te verhoogen." Inderdaad zulk een veizoeis
ook al zeer onredelijk! Te onredelijker, wanneer men verneemt, dat,
wanneer een onzer minimumlijders beproeft den verren afstand tusschen
verdiensten en behoeften te verminderen door buiten het archief and
bezigheden te verrichten, sommigen zijner werkgevers zich met ontzi
47
hem openlijk te berispen, dat hij „werk aan den winkel zoekt en bekomt!"
Trouwens, is het wel noodig, dat een archivaris een gezin heeft?
Yoegt daarbij, dat wij leven in een onzekeren, door geene wet ge-
waarborgden toestand. Het is nog niet zeer lang geledendat een onzer
uitstekendste volksvertegenwoordigers getracht heeft den Minister van
Binnenlandsche Zaken over te halenom de geheele organisatie van ons
archiefwezen te verstoren door het rijksarchief in Zeeland met dat in
Utrecht te stellen onder den te Utrecht gevestigden rijksarchivaris. Ge
lukkig nog dat de geachte afgevaardigde te veel eerbied had voor de
historische ontwikkeling, om voor te stellen het archief van Zeeland los
te scheuren van den bodem, waarop het gegroeid was, door het naar
Utrecht over te brengen! Maar ook zonder zulke radicale plannen was
het denkbeeld onrustbarend genoeg. De voorsteller meendedat de rijks
archivaris in Utrecht zou moeten zijn „inspecteur van het archief in
Zeeland. Maar zou niet deze inspecteur zich eenigszins belemmerd hebben
moeten gevoelen in zijn werk door de overweging zijner eigene overbodig
heid, zoolang den Aigemeenen rijksarchivaris bij zijne instructie de inspectie
der rijksarchieven is opgedragen? Toch zou hij het was zeer juist
gezien niet anders dan inspecteur hebben kunnen zijn. De algemeene
richting van het werk aangeven en controleeren, ziedaar het hoogste,
wat men op een afstand van vier uren sporens vermag te hereiken. Het
ordenen en inventariseeren van het archief, het stellen van rapporten,
het inlichten der bezoekers zou noodzakeljk geheel aan den in Zeeland
resideerenden commies-chartermeester zijn ten deel gevallenhij zou feiteljk
de jksarchivaris geweest zjudoch met de helft van het tractement
zijner collega's, terwijl de Utrechtsche titularis naar aanleiding van de
doellooze inspectie een bijzonder voordeel zou hebben genoten, dat hij
gewis ten koste van zjnen ambtgenoot niet had begeerd. Zoo zou dus
het treurige resultaat van het plan geweest zjndat wj een rjksarchivaris
hadden verkregen, die in rang aan een commies van een ministerie, in
tractement zelfs aan een klerk gelijk zou zijn geweest. Ja men had het
verheffende schouwspel kunnen genietendat een r jksarchivaris ten einde
zijne positie te verbeteren, zou gedongen hebben naar de betrekking
van een klerk, die niet alleen meer tractement, maar bovendien twintig
maal meer uitzicht op bevordering had dan hij!
Ziedaar dus den maatstaf van de achting, die de hoogst ontwikkelden
in den lande voor het ambt en de werkzaamheid van den rijksarchivaris
koesteren! Wat mag men bij zulke denkbeelden verwachten De geachte
afgevaardigde, dien ik zooeven aanduidde, was te bescheiden, om zijne
plannen in den vorm van een amendement te kleeden; doch in de tegen
woordige omstandigheden is het mogeljk, dat een Kamerlid plotseling,
gevolg gevende aan eene invallende gedachte, het geheele systeem, dat
eindelijk na jaren van hardnekkigenmoeitevollen arbeid aan de orga-