60
heid: ook op ons eigen gebied valt veel te doen om het publiek te over
tuigen, dat wij niet alleen werkelijk iets doen, maar ook iets, waarvoor
men buiten streng wetenschappelijke kringen iets voelen kan! Bedenkt,
dat de wederopstanding van het verleden in zijn vollen omvang onze roe
ping is! Werpt u op de kunstgeschiedenis, zoowel van de beeldende
kunst als van de muziek, die zoozeer aan de orde van den dag is: gij
zult zien, dat uwe eigene studiën daardoor zullen worden opgevrolijkt
en winnen in realiteit! Tracht een museum van oudheden te stichten
bij uw archief, of zoo er een is, tracht het levend te maken voor de
burgerijTreedt op in de provinciale genootschappen en neemt een
werkzaam deel in hare publicatiën: gij zijt de aangewezene mannen om
haar ziel en leider te zijn; en gelukt u dit, dan zijt gij zeker althans
van éénen kring in de stad uwer inwoningdie u steunt. Doch bovenal
stelt uw licht niet onder de korenmaat; deelt mede aan het publiek wat
gij gevonden hebt, en tracht het te doen in aangenamen vorm! Geeft
rijpe vruchten in tijdschriften, of publiceert althans allerlei piquante zaken,
zooals gij ze eiken dag in overvloed vindt, in dag- en weekbladen! In
ieder gevallaat iets van u hooren en laat uw naam genoemd worden
in de stad en in het landdoch zorgtdat de klank zuiver zij
Maar het allereerste zij toch ons allen onze eigenlijke beroepsplicht.
Het geve geene aanleiding tot misvatting, wanneer ik aanraad, ook daarbij
niet te veel het daglicht te schuwen. Laat het openlijk blijkendat wij
werkzaam zijn! Het hindert mij, wanneer er gezegd wordt, dat de archi
varissen „ongecontroleerd" zijn, dat zij „niet gehaast worden". Ik gevoel,
wat dit zeggen wil, en ik zou willen antwoorden: „Welnu, men contro-
leere ons, meer en strenger dan tot nu toe; men haaste ons, mits met
oordeel en verstandHet zal blijkendat wij niet ledig hebben gezeten
Ik geloof inderdaad, dat dit in ons eigen belang zal zijn. Wij zijn over
tuigd, dat wij de controle niet behoeven te schuwen: moge dit blijken
in het openbaar en dat het uit zij met algemeene praatjes en verdacht
makingen, zooals ik zooeven aanduidde.
Gelooft mij, M. H.de storm, die thans woedt, is voorbijgaande: hij is
slechts een nagalm van oude toestanden en oude denkbeelden. Ons
ambt is eerst sedert weinige jaren als een ernstig staatsambt erkendhet
moet zich zijne plaats in de algemeene schatting nog veroveren. Maar het
zal dat doenik ben er zeker vanals wijM. H.op onzen post zijn
Opleiding van archivarissen in Pruisen.
In den 2en jaargang van dit tijdschrift p,. 100 is medegedeeld, dat maat
regelen in overweging waren, om de beambten aan de Pruisische staats
archieven behoorlijk voor den dienst voor te bereiden. Toevallig vernam
ik onlangsdat deze maatregelen thans reeds uitgevoerd zijn. Bij besluit
61
van 6 April 1894 is bepaald, dat voortaan alleen geëxamineerde candi-
daten bij de staatsarchieven zullen aangesteld worden, en zijn de yer-
eischten voor dit examen vastgesteld. Prof. A. Naudé te Marburg, een
van hen, die met de uitvoering van het besluit belast zijn, had de goed
heid mij een exemplaar van dit besluit toe te zenden en ik acht het
belangrijk genoeg om het hier te doen afdrukken. Ter toelichting kan
dienen, dat de voorbereiding voor het examen kan geschieden daar,
waar de examinandus wil, doch natuurlijk aan eene hoogeschool. In-
tusschen worden alleen te Marburg bepaaldelijk voor de aanstaande archief
beambten cursussen over de hulpwetenschappen der geschiedenis (paleo-
graphie, diplomatiek, chronologie) en over archiefwetenschap met praktische
oefeningen gehouden. Dit onderwijs is ingericht op een verblijf aan de
hoogeschool van minstens 3 jaren; maar den student blijft gedurende
dezen tijd oyervloedig gelegenheid om zich ook voor andere vakken te
bekwamen. Prof. Naudé acht het wenschelijk, met het oog op het be
trekkelijk kleine aantal archiefbetrekkingendat zij zich tegelijk voorbe
reiden voor een ander staatsexamen, dat de bevoegdheid verleent om
als docent in de geschiedenis aan een gymnasium op te treden. Op den
duur zal dit echter wellicht niet noodig zijn, daar men verwacht dat
spoedig ook gemeenten en partikulieren alleen geëxamineerde archivarissen
zullen aanstellen. B*e examencommissie bestaat uit de professoren Leon-
hard (rechtsgeleerdheid), Naudé (geschiedenis), Schroder (Duitsch) en
Kehr (paleographie en diplomatiek) onder praesidium van den directeur
van he.t staatsarchief te Marburg, Archivrath Könnecke, die het college
over archiefwetenschap geeft en de praktische oefeningen leidt.
Het was te verwachtendat het in Pruisen eerlang tot eene regeling
van de voorbereiding der archiefbeambten komen zou. In Beieren toch
bestaan dergelijke cursussen sedert 1882 (zie Archievenblad. I p. 16), te Parijs
reeds veel langer. Het kan niet anders, of het peil der archiefbeambten
moet tengevolge van dezen maatregel belangrijk verhoogd worden. De
historiographie zal ongetwijfeld door den maatregel gebaat wordenimmers
het is van het grootste belang, dat de archivarissen, die berichten over
de meest verschillende rechtsverhoudingen en sociale toestanden onder
de oogen krijgen, door veelzijdige voorbereiding in staat gesteld worden
het belang daarvan te waardeeren. Met bijzondere ingenomenheid begroet
ik daarom de vermelding in het statuut, zij het ook niet als examenvak,
van staathuishoudkunde, finantiewezen en kunstgeschiedenis. Daardoor
wordt de aandacht der aanstaande archiefbeambten van zelf op deze vak
ken gevestigdzij zullen de gegevensdie hun daarover ter hand komen,
lichter opmerken en beter begrijpen. Een krachtig middel om den bloei
van Wirthschaftsgeschichte en Kulturgeschichte te bevorderen
S. Muller Pz.
li