14
ander onderwerp. Hadden toch de beide eerste in hoofdzaak betrekking
op het sorteeren van de archiefstukken, in de volgende is het beschrijven
er van aan de orde. Dat is een onderwerp, dat eene afzonderlijke
bespreking verdient) maar dat, naar het mij voorkomt, in de eerstvol
gende vergadering nog wel niet in behandeling komen zal. Ik meen
derhalve met het bovenstaande te mogen volstaan.
In de plaats der door den heer Gratama voorgestelde stellingen zou
ik dus de volgende willen zien aangenomen
1. De serieën resolution, protocollen, rekeningen en andere stukken
die sedert hunne opneming in liet archief in handen, liassen of pakken
vereenigd zijnvormen het geraamte van het archief, waarhij de losse
stukken zich aansluiten.
2. Bij de regeling van een archief behoort vóór alles zooveel doenlijk
de oorspronkelijke orde te worden hersteld. Eerst daarna kan beoor
deeld worden, of en in hoeverre het wenschelijk is van die orde af te
wijken.
3. De oorspronkelijke orde mag worden gewijzigd om afwijkingen
van den algemeenen houw van het archief te verbeteren, onverschillig
of die afwijkingen aan vergissingen van beheerders van het archief
zijn toe te schrijven, dan wel voortgevloeid zijn uit eene wijziging van
voorbij gaanden aard in het systeem van bewaring der archiefstukken.
4. Geen deel, lias of oud pak mag uit elkander genomen worden,
zoolang het motiefdat tot de bijeenvoeging der stukken heeft geleid
niet gebleken is.
R. Fruin Th.Azn.
Naar aanleiding van „Het sorteeren van archiefstukken"
door mr. R. Fruin Th.Azn.
Bijzonder aangenaam was het mijdat mr. Fruin aanleiding heeft ge
vonden de stellingen, welke ik in den vorigen jaargang liet afdrukken,
hoewel zij niet in behandeling waren genomen op de te Amsterdam in
1893 gehouden jaarvergadering, schriftelijk nader te bespreken. Het doel
is daarmede bereikt, al had ik gehoopt, dat nog anderen ook in dezen
hun licht hadden laten schijnen over de in de theses neergelegde denk
beelden.
Hr. Fruin heeft zich bepaald tot de twee eerste, welke meer in het
bijzonder over het punt der ordening loopen, in de veronderstelling, dat
in dat onderwerp voldoende stof tot debat en bespreking te vinden was
om den voor onze jaarvergadering beschikbaren tijd te vullen.
Het is mogelijk dat hij daarin gelijk heeft gehad. In ieder geval heeft
hijzoo hij niet met profetischen blik het later genomen bestuursbesluit
heeft vooruitgezien, dan toch daarmede volkomen in overeenstemming
gehandeld. Overeenkomstig het gevoelen van den Yoorzitter immers is
15
aangenomenom niet van dit onderwerp af te stappen en een nieuw n.l.
de beschrijving en inventariseering aan te vatten, vóór het van alle zijden
voldoende was toegelicht. Iets datmeende menook na de bespreking
der bedoelde stellingen niet het geval zoude zijn. Desniettemin dienden,
overeenkomstig het ten vorigen jare op de algemeene vergadering genomen
besluit, mijne theses, voor zoover zij de ordening raakten, in de eerste
plaats te worden behandeld. Daarna konden dan nog andere betreffende
„liet sorteeren der archiefstukken" ter sprake komen.
Nu ik er toe overga op enkele punten van het betoog van mr. Fruin
eenige kantteekeningen te makenzal ik mij natuurlijk ook bepalen tot
de ordeningmij onderwerpende aan het werkplan door het bestuur als
het meest wenschelijke voor deze en de eerstvolgende vergaderingen aan
genomen.
Bij den aanvang van zijn schrijven spreekt mr. F. de hoop uit mij tot
zijne inzichten te zullen bekeeren. Ik schijn dus wel in zijne oogen een
afgedwaalde zondaar te zijn, die tot de rechtzinnige leer, als wier ver
kondiger de S. optreedt, moet worden teruggebracht. Het kan zijn,
dat ik reeds verre van het rechte pad ben afgeweken, toch geloof ik
niet, dat de weg, dien ik dan op eigen gelegenheid tracht te vinden,
zoo ver verwijderd is van dien, welken mr. F. wil gaan. Dat of ik een
algeheele bekeering zoude moeten ondergaan, óf hij een afvallige worden
van de door hem gehuldigde leer iszie ik welniet het alternatief,
waarvoor wij staan. M. a. w. het komt mij voor, dat tusschen ons,
althans in de practijk slechts een verschil bestaat van meer of minder.
Hoe dit zij, als ik bekeerd moet worden, dan zal dit zeker niet ge
schieden door dë uitwerking, welke mijn welwillende bestrijder aan de
door mij in de stelling gebruikte uitdrukking heeft gegeven. Ik wil eer
lijk bekennen, dat mijne gedachten bij het gebruik van het woord „geraamte
niet die hooge vlucht hebben genomendie mr. Fruin schijnt te veron
derstellen. Aan de gelijkenis tusschen een archivaris en een palaeontoloog
heb ik in de verste verte niet gedacht. Ik ben veel lager bij den grond
gebleven. In tegenstelling met mijn' Utrechtschen bekeerder zweefde mij
meer de volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal „algemeene
beteekenis van het woord geraamte voor den geest en wel, zooals t.a.p. aan
gegeven, van „het samenstel van die vaste deelen van een voorwerp, welke met
de overige deelen omkleed of aangevuld worden." Ik zou dan ook liever
het werk, hetwelk de archivaris bij het ordenen van een archief heeft
te verrichten, willen vergelijken met dat van den timmerman, die
uit oude balken en planken weder een schuur of tent moet opbou
wen die vroeger gestaan heeftof althans met het aanwezige ma
teriaal een geheel moet samenstellenzóó dat het ook nu en voor het
vervolg nog bruikbaar is, en men er zich spoedig en zonder veel moeite
in te huis gevoelt. Werken wij de vergelijking nog eenigszins nader uit,