112 zonder beteekenisen een bouwterrein dat wegens de bepaalde eiscken dor veiligheid en de mogelijke uitbreiding in eene volgende eeuw zeer ruim moet zijn, zoude in bet centrum der bebouwde kom niet te verkrijgen zijn dan tegen een fabelachtigen prijs. Na al het voorgaande behoeft niet betoogd te worden dat het bedoelde terrein voor het nieuwe archiefgebouw dient bestemd te worden en dat er geene termen zijn om het van de hand te doen, noch om daarop een ander Rijksgebouw te stichten. Allerminst zou alleen om het te benut tigen daarheen het Ethnographisch Museum uit Leiden overgebracht mogen wordeneen maatregel welkezoo daartoe overgegaan werd op andere gronden zou moeten steunen en die overigens niet ter beoordee ling van den ondergeteekende staat. Wat het denkbeeld betreft om de zaak bij afzonderlijke wetsvoordracht te behandelen meent de ondergeteekende te mogen verwijzen naar het geen in de Memorie van Antwoord betreffende hoofdstuk I reeds gezegd is namelijk dat de Regeering daarmede niet kan medegaan omdat sup- pletoire begrootingen niet bevorderlijk zijn aan een goed financieel beheer en dus zooveel mogelijk moeten beperkt, niet zonder volstrekte nood zakelijkheid vermeerderd worden. Vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 21 Dec. 1893. Beraadslaging over onder art. 121, luidende: „Bouw van archieflokalen, f 100.000.", met het daarop door de Commissie van Rapporteurs voorgestelde amen dement strekkende om het onderartikel te verminderen met f 99.000. De heer Conrad voorzitter van de Commissie van Rapporteurs het woord ontvangen hebbende tot toelichting van het amendement, zegt: Mijnheer de VoorzitterDe Commissie van Rapporteurs heeft in het Voorloopig Verslag, behalve de bedenkingen in de afdeelingen geuitook tevens daarin opgenomen den kenbaar gemaakten wensch om den Minis ter in overweging te geven den post van f 100.000 voor den bouw van nieuwe archieflokalen van de begrooting af te nemen. De Minister heeft aan dien wensch niet voldaan en den post op de begrooting behouden. De Commissie van Rapporteurs heeft, na onderzoek ook van den localen toestand en na inzage te hebben genomen van het nieuwe ontwerp betreffende het archiefgebouw, dat op haar verzoek aan de Commissie is medegedeeld, gemeend dat ook zij bij haar voorstel moest blijven volharden. De bedoeling van het amendement is niet om de oprichting van een ook door de Commissie noodig geacht brandvrij archiefgebouw te verhin deren, maar om, zooals reeds in de schriftelijke toelichting is medegedeeld de Regeering in de gelegenheid te stellen een nader onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om een nieuw archiefgebouw te plaatsen in den 113 tuin achter het tegenwoordige archiefgebouwwat door de Commissie eenstemmig beter werd geoordeeld dan eene plaatsing aan het Bezuiden- hout. De Commissie meent, dat haar amendement voldoende is toegelicht en dat zij voor het oogenblik daaraan niets heeft te toe voegen. Het amendementals zijnde voorgesteld door de Commissie van Rappor teurs, maakt van rechtswege een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van Alphen: Mijnheer de Yoorzitter! Toen ik het vorige jaar zoo vrij was deze zaak in een beeld voor te stellenschetste ik hoe het hoofd van het Departement van Binnenlandsche Zaken door sirenen was gelokt geworden van zijn zonnigen koepel en zich had laten verhui zen naar den hoek van n's Draven Kooltuin", en zulks ondanks het groote brandgevaar, door de nabijheid der fameuse „bakkerij", werk plaats voor bruidsuikers en Haagsche hopjes. De Minister heeft zich toen aan de verlokking weten te onttrekkenen het verheugt mij uitermate hem weder veilig op zijn torentje te weten, waaruit hij zich nu slechts tijdelijk behoeft te verplaatsen en waarnaar hij weder zal terugkeeren. Nu begrijp ik, dat de sirene, nu zij den Minister van Binnenlandsche Zaken niet blijvend kon verlokken en zich dus haar prooi zag ontrukken, een ander voorwerp heeft gekozen om in haar net te vangen. En die ongelukkige het is de Rijksarchivariswien zij nu zal medeslepen naar dat Kikkerland. Ware het alleen voor haar zelve geweestdat zijuit den Hofvijver verdreven, zich had wenschen te begraven in de schaduw van het Haag sche woud, ik had haar er gaarne de rust geguud, maar nu zij ook den Rijksarchivaris daar met zich wenscht op te sluitenwil ik daartegen na drukkelijk protesteeren. Ik weet werkelijk niet waarom het nieuwe archiefgebouw juist d&ar zou moeten verrijzen. Met de Commissie van Rapporteurs ben ik het volkomen eensdat daarvoor eene veel betere plaats zou te vinden zijn. Wil men echter het gebouw niet in het centrum der stad opgericht zien, men zette het daarom nog niet onder het lommer of in de schemering waar nagenoeg alleen de concierge een straal van het zonlicht te zien krijgt, op een mijns erachtens ten eenenmale ongeschikt, vochtig terrein waar dergelijke kostbare zaken als oude archieven niet mogen geborgen worden. Vindt men het beter de drukte der stad te mijden waarom dan niet nog liever het nieuwe gebouw gesticht in de Atjehstraat, of, nog verder wenschende te gaandesnoods geplaatst onder de hoede van St. Hubertus aan het kanaal naar Scheveningenwaar goed droog terrein voorhanden is. De heer de Geer van Jutfaas: Mijnheer de Voorzitter! Het plan der Regeering om het archief uit het tegenwoordige gebouw te verwij deren en daarvoor een nieuw gebouw op te richteneen archiefpakhuis

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 9