100
Wat het buitenland betreft, deelen wij de volgende niet onbelang
rijke berichten mede:
De directie der Pruisische staats-archieven beraamt het plan om,
ter betere voorbereiding van archief-ambtenarenaan de universiteit te
Halle of te Marburg eene bijzondere school te openen.
Op voorstel van den heer Clément Lyon heeft het historisch en
archeologisch congres, vergaderd te Brussel, het besluit genomen om er
bij de regeering op aan te dringendatmet zekere beperkende bepalingen
voor zooverre dit noodig zal blijkende notaris-archieven tot het doen
van historische en andere wetenschappelijke doeleinden zullen worden
opengesteld.
Een gelijksoortige poging om de oude Pransche notaris-archieven tot
wetenschappelijke onderzoekingen open te stellen, in verband daarmede
te doen ordenen en beschrijven, en het beheer er van een geheele reor
ganisatie te doen ondergaanis door den minister van openbaar onderwijs
in Frankrijk gesteund en schijnt te zullen slagen. De heer Falcimaigne
directeur der burgerlijke zaken aan het ministerie van justitieheeft deze
zaak ter hand genomenom haar met de daarvoor benoemde commissie
tot een goed einde te brengen.
Het nieuw algemeen Rijksarchiefgebouw.
Men zal zich herinneren, dat wij in den vorigen jaargang (p. 72)
onze inededeelingen omtrent bovenstaand onderwerp eindigden met het door
den Minister van Waterstaat bij de begrootingsdiscussie gemaakte voorbe
houd, om gedurende den loop van het jaar 1893 een wijziging voor te
stellen in den toen ten slotte aangenomen post: „Verbouwing van het De
partement van Binnenl. Zaken en daarmede in verband staande uitgaven
ƒ50.000", nadat die voor „Bouw van archieflokalen," tot een bedrag van
ƒ150.000 van de begrooting was afgevoerd.
Aan dit voornemen is door den Minister geen gevolg gegeven, wel
echter werden op de begrooting voor 1894 (Hoofdstuk IX, Waterstaat)
de volgende posten uitgetrokken:
Art. 121. Verbouwing van het Departement van Binnenl. Zaken en
daarmede in verband staande uitgaven ƒ50.000.
Art. 122. Bouw van archieflokalen ƒ100.000.
Uit de in de memorie van toelichting aan deze artt. gewijde para
graaf blijkt, dat de bedoeling was hierbij „een krediet" aan te vragen,
„om tot den bouw vau eeu nieuw archiefgebouw te kunnen overgaan."
Den Minister van Waterstaat was het „nog niet mogen gelukkenhetzij
een wijze van verbouwing van het tegenwoordig Departement van Bin-
nenlandsche Zakenhetzij een tijdelijke plaatsing van dat Departement
gedurende de verbouwing te vinden, welke met het oog op den dienst
kon worden gevolgd."
101
Van daar, in verband met wat vroeger is geschied deze posten
op de begrooting. De memorie voegt er nog bij
„Voor het geval door gemis aan geschikte tijdelijke huisvesting de
verbouwing van bet Departement van Binnenlandsche Zaken, nadat dit
archief voltooid is, niet mocht plaats gehad hebben, zullen overeenkom
stig het in bovengenoemde Memorie van Toelichting genoemde denkbeeld de
bureaux van dat Departement alsdan tijdelijknamelijk gedurende die
verbouwing, in het tegenwoordige archief gehuisvest kunnen worden."
De Regeering hield tevens vast aan haar denkbeeldom bij de aan
neming van art. 122, dien bouw te doen plaats hebben op het voor twee
jaren aangekocht terrein aan den Bezuidenhoutschen weg te 's Gravenhage.
In het voorloopig verslag over het ontwerp uitgebracht, lezen wij
na een herinnering aan wat is voorafgegaan het volgende:
„De meeste leden konden zich met het opnieuw gedane voorstel niet
vereenigen en wezen op de bezwaren in het voorloopig verslag betref
fende genoemd wetsontwerp 2) tegen het voorstel der Iiegeering ingebracht.
Andermaal werd betoogd, dat het terrein aan het Bezuidenhoutook
wegens den verren afstand van de gebouwen der Departementen niet ge
schikt is voor den bouw van archieflokalen en dat in de behoefte tot
bewaring van de archiefstukken, die na oordeelkundige schifting zullen
blijken van blijvend belang te zijnvoldoende kan voorzien worden door
bijbouw in den tuin van het archiefgebouw op het Plein.
Kan het terrein op het Bezuidenhout niet zonder schade van de hand
gedaan worden en moet daarvoor eene bestemming gevonden worden
dan gaf men in overweging daar een eenvoudig gebouw te plaatsen voor
het Ethnografisch Museumdat thans te Leiden op onvoldoende wijze is
geborgen. Het museum zou dan zeker drukker bezocht worden dan nu
geschiedt. In elk gevalhoe men ook denke over den bouw van archief
lokalen de zaak scheen belangrijk genoeg om haar bij afzonderlijke wets-
voordracht te behandelen. Aan de Eerste Kamer zou dan tevens gelegen
heid gegeven worden daaromtrent eene zelfstandige beslissing te nemen.
Men gaf den Minister derhalve in overweging den post van de begrooting
te nemen."
De in ruimeren kring bekend geworden redevoering van Mr. J. E.
Heeres, op het Taal- en Letterkundig congres te Arnhem gehouden,
waarbij met klem van redenen de onafwijsbare en oogenblikkelijk drin
gende eisch van een nieuw Rijksarchiefgebouw werd aangetoond, evenals
de op dat congres aangenomen(p. 69 hiervoren medegedeelde) motie
bleken bij de volksvertegenwoordiging, met name bij de commissie van
rapporteurs al zeer weinig te hebben uitgewerkt. De voorspelling van
Dr. C. B. Spruyt in zijn verslag over het bedoelde congres, uitgebracht
1) Zie pag. 71 vlg. van den vorigen jaargang.
2) nl. de Ontwerp-begrooting over 1893.