Bronnen voor de geschiedenis van Botterdam, uitgegeven op 130 De regeering van Botterdam. 1328—1892. door I. H. W. Unger. Het was reeds lang mijn voornemen over bovenstaand werk iets meer te zeggen dan in een, zij 'took beredeneerde lijst van nieuw verschenen boeken geschieden kan. Zoowel het plan als de uitvoering geven er reden toe. Yan het Gemeentebestuur eener stad, die zulke schatten ten koste moet leggen aan hare handelsinrichtingen zou het begrijpelijk zijn als het bekrompen was in het toestaan van geldsommen voor zuiver wetenschappelijke doeleinden. Maar in het bestuur in kwestie is blijkbaar de geest van den mercator sapiens vaardig, en gaat groote liefde tot de stad der inwoning daarmede gepaard. Het is een grootsch plan door den Gemeente-archivaris van Botterdam ontworpen en door het stadsbestuur gesanctioneerd, deze uitgave der voornaamste bescheidenwaaruit de stede lijke geschiedenis gekeDd kan worden, in extenso met korte zakelijke toe lichting. Het had den bewerker verleidelijker kunnen toeschijnen de kennis, die hij daaromtrent had opgedaan, in aangenamen vorm gekleed in tijd schriftartikelen medetedeelen. Juist Botterdam, waarvoor geen Wagenaar of de Biemer, geen van Mieris of Boitet als historieschrijver de pen heeft opgevat, zou vermoedelijk stof tot tal van monografiën leveren. Een kwartijn als de voor ons liggende wordt allicht minder geapprecieerd en ongelezen terzij gezet. De Heer Unger heeft zich door deze overweging gelukkig niet laten afschrikken en begrepen dat het, juist omdat zoo weinig over Botterdam geschreven was *j het beter was opbouwend te werk te gaan en de bronnen zeiven in bruikbaren vorm te doen drukken. Yan zelf sprak het niet juist met de regentenlijst te beginnen. Maar of dit de reden geweest is weet ik niet, in allen gevalle zal het althans bij de oud-Botterdamsche bestuursleden de onderneming te meer gewild maken en de voortzetting te meer assureeren. Deze en gene zal wellicht al die namen onnut achten en smalend mompelen van genealogische liefhebberijen. Nu is er zeker geene hulp wetenschap der geschiedenis zoozeer in miskrediet als de geslachtkunde en daartoe bestaat door het vele liefhebberen juist op dit gebied zeker wel eenige aanleiding. Maar bedenkt men hoe vooral de stedelijke ge schiedenis van vroegere dagen vaak op personen- en familiequestie's be rustte, dan zal men het nut dezer wetenschappelijke naamlijst voor de historie niet ontkennen en zal de minachting voor waardeering plaats maken. Daarbij zijn de zegels een uitnemend middel om de familie vasttestellen, waar in de geschreven bronnen alleen de voornaam vermeld wordt. iüifi 137 Het spreekt wel van zelf dat alleen aan authentieke stukken als vroed- schapsresolutiën, schepenbrieven en dgl. namen en zegels zijn ontleend en deze laatsten ook niet zijn bijgewerkt, waar zij geschonden waren. Het spreekt van zelf, maar hoeveel is en wordt nog in dit opzicht gezondigd. Niet het minst belangrijke van des Heeren Ungers arbeid rest mij te noemen nl. de schets van de inrichting van het stadsbestuur van de oudste tijden af tot heden toe. Kort en bondig en met citeering der be woordingen van de betrokken privilegiën geeft hij een duidelijk overzicht van de wijze waarop het beheer der stad gevoerd werd, van de samen stelling en de bevoegdheden der verschillende collegiën en functionarissen. Een bijzonder belang heeft dit voor het zoo weinig beschreven tijdvak na 1795 en de 19e eeuw. Is het werk, waaraan dit korte woord gewijd is, in de eerste plaats voor Botterdam van groot belang, het is dit ook voor andere steden; van het college der Vredemakers wordt uitdrukkelijk verklaard dat het naar Leidsch model was ingericht, zoo zal ook Botterdam wel in een of ander opzicht nagevolgd zijn en de beteekenis ginds beter begrepen worden door de beschouwing er van hier. Maar bovenal zij die uitgave voor andere plaatsen van gewicht, doordat zij een voorbeeld kan zijn, en moge blijken de koorden der beurs niet gesloten te houdenwaar het geldt de bronnen der stadsgeschiedenis algemeen toegankelijk te maken. De archieven voor bederf te vrijwaren is een eerste stap, hun inhoud zooveel mogelijk publiek maken is de volgende. Ch. M. DOZY. OPGAVEN getrokken uit de staatsbegrooting voor 1894 en den daarbij behoorenden uitgewerkten en toelichtenden staat. Hoofdstuk Y. Departement van Binnenlandsche Zaken. YId8 Afdeeling. Kunsten en wetenschappen. Art. 155. Jaarwedden en verdere belooningen der ambtenaren en bedienden bij 's Bijksarchieven te 's Gravenhage 16750.— Yolgens den genoemden staat valt onder dezen post: a. algemeene Bijks-archivaris 4000. b. twee adjunct-archivarissen 4000. c. twee commiezen3700. d. twee adjunct-commiezen2200. e. een klerk700. concierge en verdere bedienden 1300. g. belooningen850. Yoor 1893 was op dezen post uitgetrokken ƒ16.450; het verschil wordt aldus toegelicht: „Overeenkomstig het ten vorigen jare medegedeelde voornemen is tot verdere uitvoering van de bij Koninklijk besluit bepaalde LAST VAN HET GEMEENTEBESTUUR. Bescheidenheid weerhield den Schrijver bij het bespreken daarvan het Rutterdamsche Jaarboek te vermelden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 21