■fBS
van hetzelfde college gewijzigd. De instructie voor den archivaris werd
eveneens bij raadsbesluiten van 1873 en 1879 vastgesteld; terwijl die voor
de „ambtenaren" uitging van B. en W.
Uit hetzelfde art. der gemeentewet volgt ook, dat de secretaris,
subsidiair de archivaris, „onder toezicht" van B en "W". met de zorg voor
het archief is belast. Dat toezicht kan direct worden uitgeoefend, zooals
te Amsterdam, Does, den Haag, Leeuwarden en Middelburg. In andere
gemeenten, met name te Leiden en Utrecht, staat nog een commissie B.
en W. ter zijde in het toezicht op het oud-archief, waarvan de voorzitter
behoort tot het dagelijksch bestuur der gemeente in overeenstemming met
art. 54 Gem. Wet. Te Utrecht schijnt de archivaris volgens de schriftelijke
bepalingen dienaangaandeeenigszins zelfstandiger tegenover de commissie
te staandan te Leiden. In eerstgenoemde plaats toch worden de maat
regelen in het belang van het archief door de commissie aan B. en W.
voorgedragen „op voorstel en in overleg met den archivaris". Te Leiden
heeft daarentegen de archivaris slechts „een raadgevende stem", waar hij
tot bijwoning der commissie-vergadering wordt uitgenoodigd.
Vrij wel hand in hand met het verschil in autoriteit, welke de instructie
voor den archivaris vaststelt, gaat het onderscheid in de meer of minder sterk
uitgesproken beschouwing van den archivaris als een beambte ter secretarie.
Te Amsterdam wordt alleen naar het bewuste art. der gemeentewet
verwezen, evenzoo eenigszins uitvoeriger te 's Gravenhage.
In de instruc
tie voor den archivaris te Leeuwarden, hoewel door den Raad vastgesteld,
is het beginsel zeer sterk uitgesproken; de regeling zijner werkzaamheden
is zelfs aan den secretaris opgedragen. Dit staat zonder twijfel in ver
band met de omstandigheid, dat hij daar ook belast is met de zorg voor
het zoogenaamd nieuw archief.
Te Middelburg is den archivaris het beheer van het oud-archief op
gedragen onder toezicht van den gemeente-secretarisLeiden en
Utrecht geven ook iu dit opzicht groote
archivaris.
In eerstgenoemde plaats wordt door de boven bedoelde commissie onder
goedkeuring van B. en W. in overleg met den secretaris en den archi
varis vastgesteld, „welke stukken geacht moeten worden tot het oud-archief
te behooren." Bij de zorg daarvoor, aan den archivaris opgedragen, wordt
van den secretaris geen melding meer gemaakt. Te Utrecht is de zorg
voor het oud-archief aan den archivaris even zelfstandig toevertrouwd als
die voor het nieuwe aan den secretaris nl. beide „onder toezicht" van
B. en W., welke zich in het eerste geval laten voorlichten door de reeds
hierboven besproken commissie. Te Goes staat de archivaris onmiddel
lijk in betrekking tot B. en W.van den secretaris is in de geheele in
structie geen sprake.
Wat de aan de gemeente-besturen ter bewaring afgestane rechterlijke
133
archieven betreft, bij een resolutie van den Minister van B. Z. van 23
Mei 1879 zijn dienaangaande eenige algemeene bepalingen vastgesteld
omtrent die bewaring. Ten aanzien dier archieven is de gemeente ge
houden de gegeven voorschriften na te komen, en heeft zij natuurlijk niet
de zelfstandigheid, welke haar ten aanzien harer eigene archieven moet
worden toegekend. Immers goede bewaring, en dat afgescheiden van andere
verzamelingen, inventarisatie overeenkomstig een door den Minister van
B. Z. goedgekeurd plan binnen drie jaren, toegankelijkheid voor de rijks
archivarissen tot de bewaarplaatsen zelve en in het algemeen openstelling
voor het publiek, met kennisgeving aan den meergemelden Minister van de
veranderingen in de instructies der betrokken ambtenaren en in de ver
ordeningen omtrent het gebruik zijn de eischen, waaraan de gemeenten
zullen de bedoelde bescheiden onder hare berusting blijven moeten vol
doen. De gemeentelijke archivarissen zullen hiermede in overeenstemming
moeten handelen. Voor zoover mij bekend, is alleen in de Middelburgsche
verordening uitdrukkelijk van de bedoelde rechterlijke archieven melding
gemaakthoewel door vele grootere gemeenten een beschikking van den
Minister als in het K. B. van 1879 bedoeld is uitgelokt.
S. G.
Boekbespreking.
Inventaris van het oud-archief der stad Leeuwarden
door
J. O. Singels.
Blijkens het voorbericht is het eerste ontwerp van den inventariswelks
titel boven staat afgeschreven, afkomstig van den vroegeren gemeente
archivaris W. Eekhoff. Zijn opvolgerde tegenwoordige adjunct-archivaris
des rijksde heer Telting heeft dezen arbeiddaar hij zich met het
daarin gehuldigde stelsel niet geheel kon vereenigen, voor een gedeelte
omgewerkt, en de heer Singels heeft het werk voltooid. Op deze
genesis van het boek dient hier de aandacht gevestigd te worden, immers
er blijkt uitdat de grondslag tot deze inventarisatie gelegd is door den
vertegenwoordiger van een vroeger geslachten het zijn het systeem en
de opvatting van die vorige generatiedie in hoofdzaak in dezen inven
taris hunne uitdrukking gevonden hebben.
Het systeemwaarnaar de inventaris is ingerichtis datwat mr
Muller in dit tijdschrift (II bl. 15) het chronologische heeft genoemd.
Alle stukken, die deel van het archief uitmaken worden in chronologi
sche volgorde vermeld en beschreven. Dientengevolge kleven deze uitgave
ook al de gebreken aan van een stelseldat men niet ten onrechte ver
ouderd genoemd heeft. Het meest voor de hand liggend bezwaar tegen
het systeem van den Leeuwarder archivaris is wel dit, dat men, als men