124 trent de bedoeling der Regeering en het dus wenschelijk is om de pun tjes op de i's te zetten. Ik twijfel er geen oogenblik aan, Mijnheer de Voorzitter, dat indien het nieuwe amendement van de Commissie van Rapporteurs wordt aan genomen, de Regeering naar haar beste weten het zal uitvoeren en op het Bleijenburg een gebouw zal stichten, zooals zij meent dat dit voor eene goede bewaring der kostbare archieven het meest wenschelijk is; maar dan mogen wij toch wel eens weten wat voor dat geval de voor nemens der Regeering zijn en of de Kamer er op kan rekenen, dat het gebouwdat^ thans als Rijksarchief is ingerichtzal blijven bestaan. Verleden jaar heb ik als Voorzitter der Commissie van Rapporteurs voor dit hoofdstuk een geheelen morgen in dat gebouw doorgebracht en ik heb toen, evenals mijne medeleden, opgemerkt dat er nu ja gebreken aan waren te ontdekkenmaar dat het toch niet alleen voor administra tieve doeleinden, maar ook voor de berging van een deel der archieven nog zeer geschikt was. Intusschenals de Regeering van eene andere meening mocht zijn en het oude Logement van Amsterdam wilde gaan afbrekendan zou zij na de aanneming van het amendement van de Com- misie van Rapporteurs daartoe volkomen bevoegd zijn. Nu geloof ik wel niet, Mijnheer de Voorzitter, dat dit in de bedoeling ligt, maar om alle misverstand te voorkomen, wensch ik thans pertinent aan de Regeering te vragen of wij er op kunnen rekenen dat in elk geval het bestaande gebouw, verbeterd zoo noodig, zal blijven bestaan? In de tweede plaats wensch ik den Minister te vragen: zal, wanneer nu besloten wordt op het Bleijenburg te bouwenhet terrein aan het Bezui denhout zoo schielijk mogelijk weer verkocht worden? De Minister her innert zich zeker nog wel, dat ten vorigen jare door de toenmalige Com missie van Rapporteurs met grooten aandrang hetzelfde reeds is gevraagd. De Kamer heeft toen wel den aankoop van grond goedgekeurd, omdat die nu eenmaal was geschied, maar men heeft tevens tot den Minister gezegd: Doe het toch zoo schielijk mogelijk weer van de hand. Daaraan is echter tot heden geen gevolg gegeven, omdat de Minister nog altijd de hoop bleef koesteren, dat de Kamer er wel in zou toestemmen, om daar een archiefgebouw te stichten, maar als daar nu niets van komt, ook omdat men op zoo moerassigen bodem niet bouwen wilkan er dan nog eene enkele reden zijnom dien grond in bezit te houden en rente loos te laten liggen, zonder dat men er eene bestemming voor heeft? Een derde vraag, mijns inziens, van nog meer gewicht. De Regeering heeft gezegdWij zullen en ik vertrouwdat dit gebeuren zal de archieven oordeelkundig gaan schiften en naar het nieuwe gebouw niet overbrengen wat geen waarde heeft en niet bewaard behoeft te worden. Dit vind ik uitstekend, Mijnheer de Voorzitter. Wordt een zoo groot 125 gebouw gesticht, dan zal elk Departement gaarne zooveel mogelijk zijne vlieringen en andere bergplaatsen ontlasten, en dan is het zonder be hoorlijke schifting te vreezen dat er heel veel waardelooze rommel in geplaatst zal wordenwaarmede men dan later verlegen zit. Voor die papieren zonder waarde behoeft geen plaats gemaaktbehoeft niet gebouwd te worden. De vorige week, bij de behandeling van den post voor het nieuwe museum van natuurlijke historie is gezegd, dat men niet goed kan oordeelen over het karakter en de noodzakelijke grootte van het gebouw, voor en aleer men wist welke exemplaren waard waren bewaard te worden, en dat dit eerst moest worden onderzocht. Datzelfde doet zich in niet mindere mate hier voor. Eerst moet men weten voor welke archieven plaats moet gemaakt worden en daarom vraag ik Zou de Regeering niet geneigd zijn de bouwplannen te laten rusten totdat de oordeelkundige schifting zal zijn afgeloopen Dit zal zeker eenigen tijd vorderen, maar het is, mijns inziens, toch de eenige rationeele weg. En eindelijk eene vierde vraag. Er ligt daar nu een voorloopig plan voor een gebouw op het Bleijenburg op de ministerstafelmaar niemand kan daar zóó over oordeelen. Nu is mijne vraag is de Minister bereid om vóórdat hij tot de aanbesteding van het gebouw overgaatde plan nen en teekeningen aan de Kamer over te leggen Daarmede zoude de Minister zeker de geheele Kamer verplichten De heer Lely, Minister van WaterstaatHandel en NijverheidMijn heer de VoorzitterIk kan den geachten afgevaardigde de verzekering geven dat wanneer tot den bouw van een archieflokaal aan het Bezui- denhout mocht worden overgegaanhet allerminst in de bedoeling ligt om het tegenwoordig archieflokaal te sloopen. De tweede vraag van den geachten afgevaardigde betrof het terrein aan het Bezuidenhout. Wanneer de Kamer mocht besluitendat het archiefgebouw niet aan het Bezuidenhout zal worden geplaatstdan heb ik mijnerzijds geene bestem ming voor dat terrein en mijn ambtgenoot van Financiën die het be heer der domeinen heeft, zal dan moeten beslissen wat er mede moet worden gedaan. Eindelijk een kort woord aan den heer Conradvoorzitter van de Commissie van Rapporteurswelke meent dat een gebouw aan het Be zuidenhout wat muf zou zijn wegens onfrissche lucht in de omgeving. Ik voor mij meen, dat een gebouw dat aan drie zijden open ligt, uit den aard der zaak veel minder muf zal zijn dan een gebouw, dat door andere gebouwen op korten afstand is omgeven. Wanneer men ziet, hoe juist aan het Bezuidenhout de fraaiste en aan zienlijkste particuliere woonhuizen worden gezetdan is daarmede toch bezwaarlijk te rijmen de naam van Kikkerlanddoor den heer de Geer van Jutfaas aan dat gedeelte van de stad gegeven.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 15