116
van het bestaande gebouw misschien belasten met een gewicht, waarop
deze niet berekend zijn. Of dit evenwel mogelijk iszou ik niet durven
beslissen. In ieder geval, wat men aan het gebouw doet, men blijft
blootgesteld aan de gevaren eener enclave van verschillende gebouwen
vooral het gevaar voor brand valt niet te ontkennen.
Aan het Bezuidenhout is dat gevaar geheel weggenomen. Het gebouw
staat alleen en op zich zelf. De binnenplaats bij het tegenwoordig Rijks
archief biedt zeker nog de gelegenheid aan om een gebouw te stichten
waardoor laat ik zeggen nog verscheiden jaren plaatsruimte zou
wezen tot het bergen van de archievenmaar de Regeering wijst er al
opdat in de ministerieele Departementen zoo groote voorraad isdat
ook een nieuw gebouw waarschijnlijk al spoedig voor een goed deel zal
gevuld wordenzoodat men na betrekkelijk niet vele jaren al weer be
hoefte aan vergrooting kan krijgen. Op de plaats aan het Bezuidenhout
kunnen twee gebouwen gesticht worden van dezelfde grootte, waarvan
ieder op zich zelf zoo groot zal zijn dat men er in zou kunnen plaatsen
het tegenwoordig archief, verzameld in het gebouw op het Plein plus de
archieven uit de Departementen.
Wanneer men deze zal hebben overgebracht, zal er nog aanvankelijk plaats
zijn voor de toekomst, en zoo na eenige jaren gelijk de Regeering ver
klaard heeft ook die gebouwen overvuld zullen zijnzal men nog plaats
hebben om een tweede gebouw van gelijke grootte er naast te stichten.
Uit het oogpunt van ruimte verdient dus het Bezuidenhout zeer zeker
de voorkeur.
Maar nu wordt er gezegd door den geachten afgevaardigde uit Ommen,
dat het Bezuidenhout is een kikkerlandde geachte afgevaardigde uit
Sliedrecht noemde het eene plaats zonder zonlicht of lucht. Ik geloof
dat noch het eennoch het ander waar is. De plaats daar is zeker niet
een kikkerland. Zij grenst aan den voet van het duinwant langs den
boschrand aan het Bezuidenhout vindt men hoogten en laagteneen be
wijs dat men is aan den binnenrand van het duiner is dus geen veen
grond gelijk men meer bezuiden in de weilanden aantreft; een kikkerland
is het dus zeker niet. Doch al ware de grond niet droogonze voor
ouders wisten wel middelen om zelfs in het water droge gebouwen te
stichten en onze tegenwoordige ingenieurs en bouwkundigen kennen die
nog. Te dezen aanzien kan dus allerminst bezwaar zijn.
De zonhet licht en de lucht ontbreken aan het Bezuidenhout. Het
verwondert mij, dat de geachte afgevaardigde uit Sliedrecht er niet opheeft
gelet dat het Bosch zal liggen aan de noordzijde van het nieuwe gebouw,
en^ tot nog toe scheen de zon nooit uit het noorden. Zij schijnt ten
zuiden en ten zuidoosten op den gevel, terwijl de oosterzon de oostzijde
van het gebouw verlicht. Dus ook te dezen aanzien is er geen bezwaar.
A17
Nu stelt de Commissie van Rapporteurs een nader onderzoek voor,
maar waartoe zou dat leiden?
Men weet er alles van, en men heeft slechts te beslissen of het ge
bouw al dan niet ter aangeduider plaats zal worden gesteld. Men maakt
bezwaar tegen de verwijderde ligging, en de geachte afgevaardigde uit
Ommen, die de plaatsing aan het Bezuidenhout bestrijdt, verwees naar
de duinzijde langs het Kanaal, doch ook daar zou het bezwaar zijn dat
het gebouw niet in de stad staat.
Op grond van het aangevoerde zal ik stemmen tegen het amendement
der Commissie van Rapporteurs, omdat een nader onderzoek tot geen
resultaat zou leiden; de Kamer is genoegzaam ingelicht om eene be
slissing te nemen.
De heer Lelt, Minister van WaterstaatHandel en Nijverheid: In
enkele opzichten heb ik met genoegen het rapport der Commissie van
Rapporteurs gelezen: zij is het met de Regeering eens dat een archief
moet worden gebouwd; men mag dus aannemen dat daaromtrent een
stemmigheid bestaat. Nu blijft de vraag, hoe groot moet dit gebouw zijn
en waar zal het worden geplaatst.
De eerste vraag hangt samen met eene beschouwing van den toestand
van het tegenwoordig archief. Kunnen de kostbare bescheiden in het
gebouw op het Plein blijven met het oog op brandgevaar?
De Regeering meentdat het antwoord op die vraag stellig ontkennend
moet zijn. Voorts hangt de omvang van het nieuwe gebouw af van de
vraagwelke archiefstukken uit lateren tijd in het nieuwe gebouw ge
borgen moeten worden, eene vraag welker beantwoording meer behoort
tot den werkkring van mijn ambtgenoot van Binnenlandsche Zakenen
waaromtrent ik dan ook in geen beschouwingen zal treden. Waar evenwel
eenstemmigheid bestaat omtrent de noodzakelijkheid van een nieuw cen
traal archiefgebouwvlei ik mij dat de Commissie van Rapporteurs haar
amendement in dien zin zal wijzigen dat, welke de beslissing omtrent
de plaats ook moge zijn, de gelden toegestaan zullen worden om dien
bouw te kunnen ondernemen en de zaak niet worde uitgesteld, daar een
nader onderzoek onnoodig is.
Nu stelt de Commissie van Rapporteurs voor, om het bestaande gebouw
op het Plein voor administratiegebouw in te richtenhoewel dit niet
onmogelijk isschijnt het mij toch toedat het gebouw op het Plein
voor dergelijk administratiegebouw weinig geschikt is. Bij eene plaatsing
van het nieuwe archief in den tuin achter het tegenwoordig archief is
aldaar, met afbraak van de gebouwen op Bleijenburg een ruim archief
gebouw zij het dan ook wat kleiner dan aan het Bezuidenhoutte
maken. Een nieuw administratiegebouw zal dan tevens noodig zijn.
De Regeering is echter van oordeel dat bij het bouwen van een archief
ook moet gerekend worden op de toekomst, en het hoogst wcnschelijk