114
heeft mij inderdaad zeer verwonderd. Wanneer wij toch weten, dat het
voor een archief van het grootste belang is, dat het bewaard blijve in
een droog gebouw, dat aan alle zijden ruim en luchtig gelegen en inge
richt is, en gelegenheid geeft voor een gemakkelijk gebruik, dan zou het
mij toch werkelijk leed doenindien het oude gebouw werd verlaten. Ik
weet wel, dat het oorspronkelijk niet tot archiefgebouw bestemd was,
maar ik zou het toch betreuren want wij treffen er nu alles aan wat
voor de bewaring van een archief noodig isruimtelicht en droogte.
Maar het is waar: er wordt te recht over gebrek aan ruimte geklaagd;
het archief wast zoo snel aanvooral als er alles zal heengebracht worden
wat nu bij de Departementen in den weg ligtdat er dringende behoefte
aan ruimte bestaatwaaraan wel zal moeten worden voldaan. Maar
wanneer men zich herinnert, dat er achter het oude gebouw voldoende
ruimte aanwezig is voor een nieuw gebouw waarin alles geplaatst zou
kunnen wordenwat nu in het ontworpen gebouw eene plaats zal moeten
vinden, dan herhaal ik nogmaals, dat ik het plan voor het oprichten
van een geheel nieuw gebouw op eene andere plaats blijf betreureneen
gebouw dat ongetwijfeld niet, althans niet spoedig, aan dezelfde eischen
van geschiktheid als het oude zal kunnen voldoen.
Ja maar zegt men in het oude gebouw zijn vloeren en kasten
van hout, die zullen van ijzer moeten zijn, anders bestaat voortdurend
brandgevaar.
Maar wanneer men die alle in het nieuwe gebouw zal moeten maken
van ijzer, zal het op hetzelfde neerkomen, wanneer men ze van ijzer
maakt in het gebouw dat achter het bestaande gebouw kan geplaatst
worden en waarbij men bovendien alle voordeelen van het oude gebouw
behoudt.
Men heeft gewezen op brandgevaarmaar als men weethoe het
gebouw gebouwd is, als men weet dat het brandgevels heeft aan beide
zijden en dat de muren uit eene vroegere periode dagteekenentoen men
nog geen halfsteensmuren gebruikte, dan zou dat brandgevaar wel wat
overdreven kunnen zijn. Zou men dan dat brandgevaarindien het er
isniet kunnen keeren Zou men daarvoor dan niet een gedeelte der
kosten kunnen gebruiken, die nu aangevraagd worden voor het nieuwe
archiefgebouw? Men ducht brandgevaar van de woning van den con
cierge en eene andere naburige woning; maar als men het nieuwe gebouw
in den tuin plaatst, kan men de woning van den concierge daar buiten
overbrengen en daar alle waarborgen zoekendie noodig zijn om voor
dit nieuwe gebouw alle brandgevaar te weren.
Ik moet zeggen, 'Mijnheer de Voorzitter, dat het voornemen tot ver
vanging van het archiefgebouw, waar alles nu eenmaal geordend en ge
regeld is, waar ieder en alles zijne plaats en bestemming heeft, mij
verwonderd heeft. En met de Commissie van Rapporteurs zou ik den
115
Minister nog wel de gelegenheid willen gevenvoordat hij tot de uitvoe
ring overgaatnog eens te onderzoekenwaarom niet achter het tegen
woordige gebouw het nieuwe verrijzen kan. Dan zal men genoegzame
ruimte krijgen voor de verschillende archieven, die nu in de Departe
menten liggen opgehoopt, ruimte genoeg om oud en nieuw archief be
hoorlijk te scheiden en te bewaren, zonder vrees voor nadeelen.
De heer van der Feltz: Mijnheer de Voorzitter! Dat er voorzien
moet worden in ruimte voor de archieven is in confesso. Wij behoeven
dus de meerdere of mindere noodzakelijkheid van vergrooting van het
bestaande of van den bouw van het nieuwe niet te bespreken. De
Regeering acht zich en ik geloof terecht niet gerechtigd om den
bestaanden toestand langer te bestendigen. Het verschil ten aanzien van
de gewenschte voorziening is dus eigenlijk slechts eene quaestie van de
te kiezen plaatsof deze namelijk om deze of gene reden niet te onge
schikt is en de ruimte geeftdie men noodig heeft. De Kamer is gesteld
voor tweeërlei keus, voor dit dilemma namelijk öf het bestaande te be
houden met bijbouwing van nieuwe lokalen aan het Bleijenburg tot
aanvulling van de ontbrekende bergruimte, of het stichten van nieuwe
lokalen aan het Bezuidenhout tot opneming van de archieven uit het tegen
woordige Rijksarchief, plus den voorraad aan de Departementen, en de
toekomende vermeerdering of verrijking van het archief.
Indien wij kennis nemen zoowel van de bestaande ruimte bij het tegen
woordige Rijksarchief en van de localiteit aan het Bezuidenhout, waar
dan een geheel nieuw gebouw zal verrijzen voor het tegenwoordige en
het toekomstige archief, dan moet men m. i. aan het gebouw aan het
Bezuidenhout de voorkeur geven.
Het bestaande wordt zeker aan vele zijden bedreigd door het gevaar
van brand en de voorziening daartegen is niet wel mogelijk. De geachte
vorige spreker heeft gezegddat in het tegenwoordig Rijksarchief houten
vloeren zijn en men die kan vervangen door steenen, dat men ook de
andere gebreken, die aan het bestaande kleven, zeker wel eenigermate
kan wegnemen of verminderen en men het bestaande kan brengen in een
toestand, die meer overeenkomt met hetgeen men tegenwoordig aan eene
goede bewaarplaats voor archieven stelt.
Ik zal niet ontkennen, dat waarschijnlijk aan het bestaande archiefge
bouw eenige verbeteringen zijn aan te brengenmaar zal daardoor elk
bezwaar worden opgeheven? Het vervangen van de houten vloeren door
steenen is zeker mogelijk benedenmaar dit kan boven niet geschieden
tenzij men eene geheele andere constructie neemt van balken met gemet
selde bogen er tusschenwaarop die steenen vloeren zouden komen te liggen.
Een ijzeren vloer, zegt men; zeker, maar deze zou uit gegoten ijzeren
platen moeten bestaan, men kan er toch geen zoogenaamd „btort voor
nemen en men zou met die gegoten ijzeren vloeren, muren en balken