10
Doch do zorg voor liet archief moet oene rijkszaak worden. Van rijks
wege bezoldigde archivarissen moeten worden aangesteldniet voor iedere
gemeente afzonderlijk, maar, evenals thans bij meerdere kantongerechten
één ambtenaar van het openbaar ministerie fungeert, zou ook voor meer
dere gemeenten een archivaris benoemd en deze bezoldigd moeten worden
uit s rijks schatkist met opdracht, om wat hij wetenswaardig in de
archieven vindt, aan Burg. en Weth. mede te deelen en aan deze de
verplichting opgelegd, om dat wetenswaardige in het jaarverslag der
gemeente op te nemen of afzonderlijk uit te geven.
Nadat vele leden over de inleiding het woord gevoerd en instemming
daarmede betuigd hadden, sloot de Voorzitter de vergadering.
Omtrent de op pag. 9 van dezen jaargang aangekondigde vergadering van
Duitsche historici kunnen wij ten aanzien der vragen, welke meer bijzonder
vooi de lezers van dit blad van belang zijn nog het volgende mede-
deelenontleend aan een door den heer A. J. Domela Nieuwenhuis
te Miinchen in het MuseumMaandblad voor philologie en geschiedenis
no. 7 geplaatst verslag
„Bij gelegenheid van eene ongedwongen gezellige samenkomst opperden
de hoogleeraren PIeigel Lossen Quidde en Stieve van Miinchen en
Zwiedineck Subenhorst van Graz verleden zomer het plan om naar
het voorbeeld der aardrijkskundigen, juristen, medici en natuurvorschers
een Duitschen geschiedvorschersdag in het leven te roepen. De
Duitsche onderwijs-quaestieen meer in het bijzonder de stiefmoeder
lijke behandeling der geschiedenis in het leerplan heeft ongetwijfeld
invloed op het ontstaan van dit plan uitgeoefend. Bij de uitvoering
echter is er uitsluitend sprake geweest van eene vrije vereeniging ter
vermeerdering der samenwerking tusscheu vakgenootendie geregeld
éénmaal s jaars wetenschappelijke vragen en practische belangen met
elkander wenschen te bespreken. De eerste uitnoodiging hiertoe vond
geringen bijval. De Berlijnsche historici antwoordden in het geheel niet
en de meerderheid der oudere school ontkent vooralsnog de behoefte aan
dergelijke bijeenkomsten. Slechts een veertigtal toezeggingen uit Duitsch-
land, Oostenrijk en Zwitserland moedigden aan de voorbereidingen voort
te zetten en na Paschen 1893 was het mogelijk den eersten Duitschen
geschiedvorschersdag, onder voorzitterschap van A. IIuber uit Weenen,
met 106 vrienden der beweging in het gebouw der Academie van weten
schappen te München te openen.
Pruisen was zeer zwak vertegenwoordigd. De Leipziger hoogleeraren
Arndt Lamprecht en Baldamus hopen echter in den loop van dit jaar
eene vaste brug tusschen het Noorden en het Zuiden te slaan en Paschen
71
1894 alle geschiedkundigen zonder onderscheid van kleur en rang binnen
Leipzig te vereenigen. Ditmaal geldt als het ware de eerste proef met
eene nieuwe ondernemingdie zonder hooggespannen verwachtingen het
levenslicht zag."
Omtrent de ter sprake gebrachte vraag: Wie ist Erleichterung der
Benützung von Archiven und Irlanclschriftensamtnlungen zn erreichen
lozen wij ter aangehaalder plaatse
„De derde en laatste quaestie, die aan de orde kwam, stond in ver
band met de toegankelijkheid der archieven voor wetenschappelijk gebruik.
Wat is reeds ter verlichting der gebruikmaking van archieven en hand
schriften bereikt en wat blijft nog te wenschen over? Die vraag behan
delde Heigel in een zeer doorwerkt en belangwekkend referaat. Hij
herinnerde er aanhoe nog in deze eeuw de bibliotheken uitsluitend
voor bevoorrechten toegankelijk waren. Staatsdienaren konden uitsluitend
op grond van hun rang die schatten raadplegen en geleerden uitsluitend
op grond van hun beroepwant b.v. in Beieren staat de hoogleeraar in
rang nog steeds beneden den regeeringsraad. Het gebruik van hand
schriften was aan de bijzondere vergunning van den vorst vastgeknoopt
en de verzending buiten de grenzen behoorde tot de uitzonderingen. In
dien toestand is in onzen tijd verandering gekomen en zelfs de archiva
rissen bezitten tegenwoordig eene veel grootere speelruimte. Pruisen
behandelt op grond der verordening van 8 Januari 1890 het buitenland
op gelijken voet met het binnenlandinzoover van bibliotheken en hand
schriften sprake is en de vergunning op gelijke liberale wijze wederkeerig
geschiedt. Ten opzichte van archieven zijn de voorschriften minder gunstig.
Eriiard en met hem de meeste historici wenschen gelijkstelling van
archief en bibliotheekdaar openbaarheid nog zelden schade veroorzaakt
heeft. Hoogstens mogen akten, die op de domeinen en de eigendoms
rechten van den Staat betrekking hebbenvan de volstrekte archiefvrij
heid uitgezonderd worden. In Beieren nam in 1878 de groote meerder
heid van het Parlement, naar aanleiding van den strijd met de gemeente
Poppenreuth, partij ten gunste van het vrije gebruik der archieven.
Treitschice raadpleegde voor zijne Deutsche Geschichte des 19 jahrh.
de Pruisische archieven. Zou zijn oordeel over de Beiersche politiek niet
in menig opzicht anders luidenindien hij ook de Beiersche akten had
kunnen inzien Inmenging der diplomatie verhindert maar al te dikwerf
de vrije vorsching en zonder vrijheid der vorsching geene waarheid.
Wordt de vrije vorsching wenschelijk geacht en in haar belang de gelijk
stelling der archieven met de bibliotheken ten opzichte van het gebruik
geëischt dan volgt de vraag naar de vaststelling van een normaaljaar.
Volledige openbaarheid is volgens Heigel zonder schade voor eenig land
en voor eenige familie mogelijk tot het jaar 1847/48.
Löher is in dit opzicht even behoudend als ten opzichte der toelating