68 maken; wat de stukken van de grondvergaderingen afkomstig betreft, zij worden door het feit, dat zij in de bewaarplaatsen der gemeente-archieven zijn geborgen, geen bestanddeel daarvan. De stelling wordt hierop onveranderd aangenomen; hetzelfde is het geval met de volgende: „De inventaris moet in hoofdzaak ingericht worden overeenkomstig deze indeeling van het archief." Wegens het vergevorderde uur werden met instemming van den heer Gratama diens theses niet meer in behandeling genomen. Misschien zullen ze op een volgende jaarvergadering ter sprake komen. Om zoo mogelijk vooraf daarover een schriftelijke gedachtenwisseiing uit te lokken zij het geoorloofd ze hier alsnog in haar geheel te laten volgen. A. 1Bij de ordening van een archief dient in 't oog te worden ge houden, dat de stukken en protocollen, welke de handelingen der corpo ratie of van haar bestuur behelzenhet geraamte vormenom hetwelk de andere stukken moeten worden gegroepeerd. 2. Aan het bijzonder oordeel moet worden overgelaten, op welke wijze de toepassing moet geschieden, bepaaldelijk: of en zoo ja op welke wijze en ten aanzien van welke stukken afscheiding is gewenscht, en bijeenvoeging iü serien is aangeradenof verder een zuiver chronologisch dan wel een dossier-systeem moet worden gevolgd. B. 1. Bij de beschrijving sta op den voorgrond, dat de inventaris slechts als wegwijzer behoeft te dienenen dus te geven een overzicht van den inhoud van het archief. 2. De meer nauwkeurige beschrijving moet hoofdzakelijk in verband worden gebracht met de stukkenwelke de handelingen behelzendoor klappersregisters enz. 3. Yoor den tijd, waarin de handelingen niet of nog niet geregeld werden opgeteekend, dient de beschrijving uitvoeriger te zijn dan voor latere tijden noodig is, bijv. in regestenlijsten. Niettegenstaande in de zaal een waarlijk tropische hitte heerschte, waren de gevoerde beraadslagingen belangrijk, en mogen de resultaten voor de ontwikkeling van het archiefwezen van gewicht worden genoemd. De rust na afloop der vergadering was waarlijk wel verdienden de ver sterking aan den gezelligen maaltijd alles behalve overbodig. Ten zeerste blijft het te betreuren, dat niet meerdere leden ter ver gadering waren verschenen niets toch is doodender voor een vereeniging als de onze, dan gebrek aan belangstelling bij de leden zelve. 69 Op het jongst te Arnhem gehouden Nederlandsch Taal- en Letterkundig congres bracht de heer Mr. J. E. Heeres commies aan het Rijksarchief te 's Gravenhagein de 2e afdeeling de noodzakelijkheid ter sprake van den bouw eener meer aan de eischen van den tegenwoordigen tijd beant woordende inrichting tot bewaring onzer lands-archieven, de bladen onzer historie, nog op menig punt ondoorzocht en te weinig gekend; en wees met klem op het niet te ontkennen en steeds dreigend brandgevaar. Hij smaakte de voldoening, zonder dat één stem zich daartegen verhief, te zien aangenomen de volgende motie vDe tiueede afdeeling van het XXITaal- en Letterkundig congres overtuigd van de hooge noodzakelijkheid van het stichten van een brandvrij Algemeen Rijksarchiefgebouw te 's Gravenhagespreekt den wensch uit dat de Bestendige Commissie van het congres zoo spoedig mogelijk van deze overtuiging doe blijken tegenover die autoriteitendie in deze aangelegenheid een voorloopige of definitieve beslissing hebben te nemen.'''' In de algemeene vergadering ter tafel gebracht mocht zij eveneens de algemeene instemming verwerven. In de vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen in Zuid- en Noord-Beveland, op 21 April 1893 te Goes gehouden, werd door den heer H. G. Hartman Jz. ingeleid de bespreking van het ambt van archivaris der gemeente. Beferent wijst op art. 103 der gemeentewet, hetwelk wil, dat de secretaris bij zijne instructie inzonderheid belast worde met de zorg voor het archief der gemeente, zulks onder toezicht van Burg. en Weth. Deze bepaling moge voor kleine gemeenten voldoende schijnen, in waarheid is zij het niet, en de schromelijke verwarring, die in vele archieven heerschtgetuigt er van. Daarom is men in grootere gemeen tenwaar de archieven meer belangrijk zijn, overgegaan tot benoeming van een ambtenaar, aan wien die zorg in het bijzonder wordt toevertrouwd. Wil die ambtenaar met eenige vrucht werkzaam zijndan wordt in hem geëischt eene groote mate van kennisvooral van taal en geschiedenis liefst ook van het latijn en van andere wetenschappen. Maar nu doet zich het zonderling verschijnsel voor"dat die manofschoon vaak de meerdere in kennis en op een hoogeren trap van ontwikkeling staande, toch de ondergeschikte van den secretaris blijft, dat hij althans geen hoofdambtenaar is. Volgens de letter der wet moet alles door den trech ter van den secretaris het college van dagelijksch bestuur bereiken en blijft de archivaris van verre staanwaar hij nabij moet wezen. Het is noodig dat hierin verandering kome! Maar hoe? Voor iedere gemeente een afzonderlijken archivaris aan te stellen en dezen gelijken rang als den secretaris te geven, zou te kostbaar zijn voor de gemeentekas.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 8