64
Yan werkelijke lotgevallen kan echter weinig sprake zijn. Naar buiten
trad de vereeniging niet op, maar innerlijk mag het Tijdschrift worden
beschouwd als den juisten aanwijzer van haar levenskracht en geschiktheid
tot verdere ontwikkeling. En al verheugen wij ons er in, dat het Neder-
landsch Archievenblad niet uitsluitend door de direct belanghebbenden,
de archivarissenwordt gelezentoch moet hetzal het aan zijn doel be
antwoorden in de eerste plaats zijn en blijven een technisch vakblad. Ter
bevordering van den goeden gang van zaken werd een nieuwe overeenkomst
met den uitgever getroffenwaardoor de secretaris-redacteur van het
administratief gedeelte dor aan de uitgave van het Tijdschrift verbonden
werkzaamheden geheel werd ontheven. Niet alleen echter in ons blad
maar ook in de jaarvergadering en de daar gevoerde beraadslagingen
openbaart zich het leven der vereeniging. Daarom eindigde de Spr. met
den wensch, dat ook de dag van heden, al kon het getal der aanwezigen
grooter zijn, daarvan een schitterend getuigenis mocht geven.
Dit openingswoord werd door de aanwezigen met instemming begroet,
waarop men tot de huishoudelijke bezigheden overging. Nadat de rekening
en verantwoording van den penningmeester in orde was bevonden en onder
dankbetuiging voor zijn beheer, goedgekeurd, deelde de voorzitter mede,
dat geen antwoord was ontvangen op een dezerzijdsch schrijven aan de
bibliotheek-ambtenaren, welke zich ten vorigen jare met een voorstel van
aansluiting tot onze vereeniging hadden gewendwelk schrijven strekte
om tot een nadere bespreking van bedoeld onderwerp te geraken in
overeenstemming met de p. 51 van den vorigen jaargang medegedeelde
motie, reden waarom hij voorstelde ook van onze zijde de zaak voor
afgedaan te houden. De vergadering vereenigde zich hiermede. Evenzoo
met het voorstel om tot correspondeerend lid onzer Vereeniging te be
noemen den heer Alphonse Goovaerts, adjunct-archivaris aan het Belgisch
Staatsarchief, welke benoeming door dezen reeds bereidwillig is aanvaard.
Daarop werd als plaats der volgende jaarvergadering aangewezen
's Gravenhage, terwijl aan het einde der vergadering de bestuursverkiezing
plaats haden na eenige stemmingen werden aangewezen
Mr. S. Muller Fzn. tot voorzitter,
Mr. S. Gratama, tot secretaris,
Mr. J. A. Eeith tot penningmeester,
Mr. Ch. M. Dozy en Mr. A. C. Bondam als leden.
De vier eersten, ter vergadering aanwezig, verklaarden onmiddellijk
de benoeming aan te nementerwijl de laatste eenige dagen later te
kennen gaf, dat hij zich de keuze liet welgevallen.
Hierop kwamen de theses van Mr. S. Muller Ezn. in behandeling.
In een korte toelichting der eerste
Een archief is het geheel der geschrevene, geteekende en gedrukte
bescheiden, ingezonden bij en uitgegaan van het bestuur eener gemeen-
65
schap of een harer beambten ex officio, voor zoover deze bescheiden be
stemd zijn om onder haar te blijven berusten;
gaf de inleider, onder verwijzing naar het door hem geplaatste stuk in
het eerste nommer van dezen jaargang van het Archievenblad, nader aan,
dat hij onder geteekende stukken verstaat kaartendat ook gedrukte
stukken in het archief behoorenals zij aan het bestuur zijn toegezonden,
dat met de bijvoeging ex officio wordt bedoeld de particuliere stukken
der beambten uit te sluiten, dat de laatste zinsnede o. a. betreft de pakken
gedrukte plakkatendie hoewel voor verspreiding bestemddus niet
om daar te blijven berusten, in de bewaarplaatsen van archieven zijn
achtergebleven.
Achtereenvolgens werden door verschillende aanwezigen opmerkingen
gemaakt en vragen gedaan.
Het hoofdbezwaar werd gevonden daarindat de stelling de opteeke-
ningen der handelingen van het bestuur zelve, de notulen-boeken scheen te
ignoreereniets wat wederom werd ontkend met er op te wijzendat
„uitgegaan" in dezen niet de feitelijke beteekenis kon bezitten, immers
zulke stukken zijn niet meer in de archieven aanwezig. Met het oog
echter op de eeuigszins dubbelzinnige beteekenis van het bedoelde woord
wordt dit gewijzigd in „opgemaakt".
Opmerkingen van minder gewicht betroffen de vraag of ingezonden
boeken wel in een archief dienden te worden opgenomen, waarop Mr.
Muller als ziine meening te kennen gaf, dat hier slechts de keuze was
of ze als ingekomen stukken te beschouwen of ze uit het archief te ver
wijderen en als een afzonderlijke verzameling te bewaren. Het eerste
is zuiver consequent, maar het laaste schijnt om practische reden ver
kieslijker.
Yoorts de uitdrukking „het geheel"; de inleider hield vol, dat ook waar
slechts zeer weinig was bewaard gebleven, van een geheel sprake kon zijn.
Iets wat niet zonder bedenking scheen, bepaaldelijk waar men van een
geheel sprekende, zeer enkele stukken, afkomstig van een bestuur in een
bepaalde functie optredendof van een ambtenaar, reeds als een archief
beschouwt.
Eindelijk serieën publicaties en plakkaten; dat deze uit een archief
zouden moeten worden verwijderd, vond bij enkelen geen instemming;
vooral niet, waar van een officiëel aangelegde verzameling sprake is.
Nadat nog bij de discussie duidelijk in het licht was gesteld, dat de
thesis door hare bewoordingen voldoende aangeeft, dat zij niet slaat op
familie-archievenmeestal zijnde een conglomeraat van papieren en stuk
ken, welke de verschillende leden als zoodanig, of in verschillende functies,
in handen kregen en bewaarden wordt aan het slot ter juistere formu
leering nog het woordje „haar" vervangen door „die gemeenschap".
Zoo komt de stelling vervolgens in stemming, en wordt alsnu luidende: