61
schap, rechtstreeks kunnen dienen bij de ordening onzer archieven van
kerkdijken aard. Bij al dat werk en zijne zeer omvangrijke corres
pondentie, vond hij nog den tijd om bijna twee lijvige octavo-deelen
van den inventaris der archieven van de abdij Thorn uit te geven.
Al mogen sommige critici eenige, deels ongegronde, aanmerkingen
op zijn appreciatiën van sommige charters hebben gemaakt, zoo
blijft zijn werk nochtans ontegenzeggelijk allerverdienstelijkst voor
de wetenschap. Ik wil van de mij toegestane ruimte geen misbruik
maken en spreek dan ook niet van wat hij deed voor de oudheid
kunde en de kunst van zijn dierbaar Limburg, van zijne talrijke
opgravingen te MeerssenHeer, Valkenburg, Hoensbroek en,
nog eenige maanden geleden, te Voerendaelslechts den mensch
zij het mij veroorloofd hier nog eenige regels te wijden. Een zijner
vrienden, hij had er zeer vele, noemde hem 1'abbé Constantin
die naam is verdiend: hij was voor ieder goed, zelfs al te goed
en volkomen onbaatzuchtig. Reeds zijn nederige kapellaanswoning
te Bergh-en-ter-Blijt (bij Maastricht), meer nog zijn pastorie te
Wilre in den Vroenhof was een gastvrije rustplaats voor tal van
Nederlandsche, Duitsche en Belgische geleerden en oudheidkundi
gen sinds hij archivaris was ging er bijna geen dag voorbij of
hij ontving gasten.
Voor ieder was hij minzaam, zelfs voor de vele familie-genealo
gen en heraldicidie het ongeluk wil dat den naam dragen van
een Limburgsche gemeente voorafgegaan door van, de of von en
die beweren van adel te zijn. Dikwijls heb ik zijn onuitputtelijk
geduld bewonderd. En toch kon hij heftig en geweldig zijn
zoodat men in hem moeielijk den bedaarden archivaris terug zou
kennenhet was als hij Limburgs oudheden, kunstschatten, monu
menten bedreigd zag of meende bedreigd te zien met vernieling,
verkoop of verkwanseling, en hij achtte zich dan in geweten ver
plicht iedereen die zich op dat punt vergreep te bestraffen, ja
publiek aan de kaak te stellen. Geen hooge rang of waardigheid
vrijwaarde dan voor zijn geweldige bestraffing en in zijn „Publica
tions" hield hij er zelf een afzonderlijken schandpaal op na, met
den titel „vandalisme."