83 unde beleidiget tho sin vermeent, doet, te nit und nu und ummermehr vergeten syn und blyvenund niemandtz den anderen sulcke handelongen in gelagen, gasterijen offte anderen bykompsten spreecken, verwyten noch vorwerpen. 2. Ten tweden sail het exercicium van beiden religionen, so woll van die Reformierde als van die Catholische Romische, frij und opentlick thogelaten werden und sollen jetzgedachte Catholische S'. Stevens-kirch tot oeffeninge haerer religion behalden und dairin nit gehindert werden. 3. Ten derden sullen oeck die geestlicken die upkomst van haeren bene ficiën und praebenden vrij und ungemolestiert geniten. 4. Ten viertten: die van der Reformierten religion sullen haer exercitium in die kerck van het Predig-cloester hebben, oeck het gantze cloester tot wonung und behoiff der ministers mogen gebruicken; beholdende nitto- min oeck die andere kercken, hunluiden voer deser tytt ingeruimbt, als S'„ Jans- mit S'. Thoenis-kerck. Des heft wolgemelter herr stadtlielder und magistratt mit den prior van den Predigeren gehandelt, dat hy int Observanten-cloester, twelck doch ledig staat, tot trecken willig is. 5. Ten 5teQ sullen gemelte Gereformierde nitthomin haere begreffenissen in berurter S'. Stevens-kerck ofte up den kirchhoff behalden, oeck dairbe- neffens, haere gewoenheit, na die begreffnis in der kercken predigen mogen, jedoch datt sulckes na negen uhren geschehe, welcke tydt die Catholischen hoeren dienst te volendigen sullen geholden sijn. 6. Widers unde ten sesten sollen die Catholische geene afgeworpene bilder weder oprichten int klein offte groott; oeck opentlich unde buiten oere kercke gene umdrachten van heiligen ofte processien mit den sacramenten halden; noch sonsten mit schellen, um der oersaecken van twist und zanck tho vermijden, langst die straten ghaen und by nacht und ontyden geene kloeken luiden; meer sich des dags in S'. Stevens-kercke mit die twe kleine kloeken behelpen, und alle die andere kloeken in macht und gewalt des magistraetz bliven laten." Bij de volgende artikelen werd verder bepaald Elkander over en weer op geenerlei wijze te beleedigen, maar eens anders overtuiging te eerbiedigen (7); bij het bezoeken van elkanders kerken zich behoorlijk te gedragen (8); den magistraat te eerbiedigen en bij te staan in het straffen van overtreders dezer overeenkomst (9); de openbare rust niet trachten te verstoren (10); geene verandering hierin trachten te brengen dan met goedvinden, al naar gelang, van magistraat, stadhouder of landschap (11); terwijl de magistraat in art. 12 beloofde de aanhangers „so wel die van die Reformierten, als van der Romischer religion" te zullen beschermen, overtreders dezer overeenkomst te zullen beschouwen en straffen „als verstoerer des gemeinen fredens"; en in art. 13 werd voorgeschreven: 13. „Tot meerder bekrefftigung sullen oeck die van den capittell, item gildt- uud ambachtmeesters mitsampt den van den consistorio und predicanten geholden und schuldig syn, een jeder so voell hem des angaett, by eede to beduiren und to gelaven, deser ordnung getrowelick und ungefehrlich na to kommen, updatt also alles misvertrowendissidents, twyffel und argwohn uuytgeroyet und hinweggenomendaertegen guet vertrowen eendracht und vrundtschap tuschen burgeren, nabueren und verwandten upgericht und ein heilsamen, bestendigen vreden gemaeckt und alle tyt erholden werden moge, tot heijl, gedijen, welvaert und versekertheit deser stadt und der gantscher landtschap." l) Deze overeenkomst draagt de duidelijke sporen van den veranderden toestand: men moest de innerlijke rust, coute que coüte bewaren om sterker te zijn tegenover den buitenlandschen vijand; dat de Hervormden meer invloed hadden verkregen en de raad hun invloed bespeurde dat de aanwezigheid van Jan van Nassau als stadhouder van Gelderland (op 10 Maart 1578 als zoodanig door de Landschap gekozen en 2 Juni d.a.v. gehuldigd) tot concessies aan de Hervormden kan geleid hebben wil ik gaarne toegeven. Maar bewijzen, dat de raad reeds in 1554 Her vormingsgezind was, heeft Schrijver niet bijgebracht. Op pag. 120 verhaalt de heer Meijer ons, hoe de Protestanten, heb zuchtig geworden door het hun geven der Broerenkerk, nog meer gingen eischen en de St. Stevens-kerk begeerden. Het verhaal daar gegeven is onjuist; die zaken waren geschied vóór het tot stand komen van de boven genoemde overeenkomst van 27 Pebr. 1579. Juist als tegemoetkoming- werd den Hervormden de Broerenkerk ingeruimd. Evenzoo werd de weduwe, na wier begrafenis zulke ongeregeldheden gepleegd werden, vóór den 27 Pebr. 1579 in de Stevens-kerk begraven. Jan van Nassau schrijft naar aanleiding van die zaak in zijn bovenaan- gehaalden brief van 28 Pebr. 1579 aan Aartshertog Matthias: „Wiewal nun wolermei ter here stadthaldter zwischen beiden partheien gehandelt, und sie mit einander zu vergleichen understanden und in Rijks-archief Arnhem: „Handlungen Johans tho Nassau" dl. IV, in den brief d.d. 28 Febr. 1579 van J. v. N. aan den aartshertog Matthias (fol. 58 sqqdie in zijn antwoord d.d. 10 Maart (ibid. fol. 29) zijne ingenomenheid met deze verzoening betuigde.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 15