72
tot de archieven en verdedigt nog steeds hardnekkig de geheimhouding.
Slechts hetgeen vóór het jaar 1802 ligt beschouwt hij als historische
stof, behoudens eenige uitzonderingen. Onder Metternich was in Oos
tenrijk het woord staatsgeheim de gewone uitvlucht. Met het optreden
van Arneth als archivaris in 1859 veranderde de zienswijze en zijne
begunstiging der historische studie door liberaliteit heeft op den bloei
der historische wetenschap den gunstigsten invloed uitgeoefend. Hij
verleende zelfs aan von Stbel volledige inzage in de Oostenrijksche
oorkondenhoewel invloedrijke personen tegenover de Pruisen die
liberaliteit afkeurden, en hoewel nog in 1872/73 te Berlijn de scherpste
controle gebruik was en alle excerpten nagezien werden. Later bewees
Berlijn bij de uitgave der volledige correspondentie van Frederk den
Groote en der publicatiën van Poschinger in Arneth's voetstappen
te willen treden en von Sybel meent tegenwoordig als archivaris te
kunnen zeggen„Reeds nu heeft de ondervinding bewezendat voor
ons Pruisen het belang van het staatsverband met dat der wetenschap
pelijke beschaving identisch is."
In Frankrijk wisselt de zienswijze met de regeering, maar in den
regel laat er de liberaliteit niets te wenschen over. In Engeland zijn de
akten tot het jaar 1762 vrij -en voor eenig later tijdperk is eene minis-
teriëele vergunning voorschrift. In Italië is volgens de archiefwet van
27 Mei 1875 het gebruik vrij en voor vertrouwelijke personeele akten
en documenten van politieken aard na 1815 eene ministereele vergunning
voorschrift. Als normaaljaar geeft Löher 's Archivalische Zeitschrift (1879)
aan in Wurtemberg: 1700; in Frankrijk: 1789; in Nederland: 1813 en
in Oostenrijk: 1830. Dit nu is volgens Heigel eene taak voor den
geschiedvorschersdagnaar meer eenheid in die bepalingen te streven en
voor Duitschland als normaaljaar het jaar 1847 of 1848 te begeeren,
tevens in beginsel ter wille der vrije vorsching op gelijkstelling der
archieven met de openbare bibliotheeken aandringende.
De eerste Duitsche geschiedvorschersdag besloot overeenkomstig den
wensch van IIeigel, nadat ook de aanwezige archief-beambten, Wie-
gand, Wittmann en Wetzer, behoudens enkele uitzonderingen, hunne
instemming met de ontwikkelde gezichtspunten te kennen gegeven hadden.
Ook werd het wenschelijk geacht er buitendien nog op aan te dringen
dat voor verzendingen naar het buitenland niet meer de tusschenkomst
der diplomatie vereischte blijft. Als ambtenaar is de archivaris verant
woordelijk en het moet aan zijn oordeel overgelaten worden, wat in het
belang der vorsching is en waardoor vooral tijdverlies en lastige formali
teiten te vermijden zijn."
Het vraagpunt over de te volgen regels bij de uitgave van Adenstiicken
zur neueren Geschichteis niet in behandeling gekomen.
73
Naar nog wordt medegedeeld „namen de aanwezigen aangename in
drukken mede naar huis, zoodat de eerste proef met de vrije vereeniging
van historici geslaagd mag heeten".
Bijna drie eeuwen begraven.
In 1853 verscheen van de hand mijns vaders Mr. H. O. Feith het eerste
deel der tien deelen, welke het Register van het archief van Groningen
vormen, 't Was het openbaar maken van het resultaat van den arbeid
in 1824 door Groningen's eersten archivaris Mr. R. K. Driessen begonnen,
door mijn grootvader Mr. II. O, Feith Sr. in 1832 voortgezet en waaraan
van 1838 1849 door de naamgenooten Sr. en Jr. was gearbeid, 't Was
een werk van jaren geweest, de honderden registers en handschriften
geheel of gedeeltelijk te lezen en te rangschikkenniet minder den inhoud
der talrijke doozen en kisten met oorkonden en brieven te onderzoeken
welke zich op de Stads-Archievenkamer, op het Provinciehuis, het Om
melanderhuis en elders bevonden
Mr. Driessen kon den lust niet bedwingen reeds aanstonds aan een
groot deel der merkwaardige charters aan zijne zorgen toevertrouwd pu
bliciteit te verschaffen en zoo verscheen zijn voor dien tijd verdienstelijk
oorkondenboek Monumenta Groningana. Het in 18531877 verschenen
Register van het archief van Groningen moge niet meer voldoen aan de
eischen der latere, ook door onze Yereeniging van archivarissen
gehuldigde archiefleerwelke systematische ordening der archieven wil
naar hun oorspronghet chronologisch register van het Groningsch archief
mag er zich op beroemen het eerste gedrukte archiefregister in ons land
te zijn geweest en met medewerking van zijn alphabetischen klapper velen
tot een gemakkelijk te volgen gids te hebben gestrekt.
Zoowel Mr. Driessen als mijne ascendenten hebben gemeend al wat de
stad Groningen aan charters bezit onder hunne oogen te hebben gehad;
in dat vertrouwen is men tot de uitgave van het Register overgegaan.
Wel kwamen later nog losse stukken, betrekking hebbende op kloosters,
gasthuizen enz. en vooral tal van voor de topographie merkwaardige
particuliere charters de laden der archiefkasten aanvullende eigenlijke
oorkonden der stadde verbonden en brieven der stedelijke regeering
zij waren, voor zooverre overgebleven, bekend en veilig geborgen.
In dat vertrouwen leefden mijne drie ambtsvoorgangersin dat ver
trouwen leefde ook ik tot 3 Juli 1893.
Dien dag ontving ik eene uitnoodiging eens een kijkje te willen nemen
op de wapen- of rustkamer van de d.d. schutterij te Groningen, om mijn
oordeel uit te spreken over de al of niet wenschelijkheid der bewaring in
het museum van oudheden van eenige oude, reeds lange jaren buiten