46
in den aanvang meer moeilijkheden dan de chronologische methode bijv.,
en deze juist zullen misschien menigeen daarvan afschrikken, die met
het beginsel als zoodanig instemt. Van de andere zijde wordt het ver
schil tusschen woorden en daden verklaard door de overweging, dat ver
andering van systeem, misschien omverwerping van jarenlangen arbeid
nog iets geheel anders is dan de bloote erkenning van de juistheid eener
theorie in het algemeen.
Tochen hiervan ben ik overtuigdis het door u ontwikkelde hoofd
beginsel het juiste, en zal het ook in de practijk meer en meer veld
winnen. Wie dienovereenkomstig bij de ordening van een archief heeft
gehandeld, en in hoofdzaak aldus zijn' inventaris heeft ingericht, zal onder
vonden hebben, dat op die wijze slechts ten slotte de questies, die zich
voordoen, op bevredigende wijze kunnen worden opgelost; dat, zoodra er
sprake is van een werkelijk archief niet van enkele losse stukken, het
de eenige mogelijke methode is voor een juiste ordening. Met name de
chronologische methode van ordening en beschrijving, en gij kunt o.a. de
voorbeelden zien in de registers op de archieven van Groningen en Kam
pen, hoe verdienstelijk overigens ook, verzaakt, waardestukken talrijker
en meer samenhangend wordenhaar systeem. En wordt dit niet ten
slotte op een wijze gedaan, dat van de oorspronkelijke methode niet veel
meer overblijft, dan kan bij een eenigszins uitgebreid archief de taak
niet ten einde worden gebracht Of ja, misschien kunnen wèlmaar dan
ten koste van zooveel geduld, van zooveel nutteloos verspilde arbeids
kracht dat dan het over boord werpen der methode nog maar veel
wenschelijker is. In ieder geval heeft bij mijn weten de doorvoering tot
aan 1795 bijv. en wel consequent zonder transacties, niet plaats gehad.
Mag ik nog een enkele kantteekening op uw stukmaken? Gij, aller
minst, zult daartegen bezwaar hebben.
Ik heb een kleine grief tegen uw wijze van voorstellen. En wel eene,
die eigenlijk slechts een uitvloeisel is van de omstandigheiddat ge archi
varis te Utrecht zijt. Blijkbaar hebt gij daar te doen met in onder-
deelen en bijzonderheden vast georganiseerde gemeenschappen. En ge
kunt dus uw archief al Yrij voldoende indeelen en daarmede voor het
gebruik geschikt hebbenals gij de organisatie dier gemeenschappen
volgt. Maar niet overal is dat het geval. Nu ben ik het geheel eens
met uw antwoord aan den „concilianten bestrijder". Maar daarbij dient
nog wel eens uitdrukkelijk er op gewezen, dat dat antwoord opgaat,
voor zoover afzonderlijke vaste organenmet den een of anderen tak van
bestuur belast aanwezig zijn. Zijn deze er niet, dan laat het zich zeer
goed verdedigen, dat men de stukken tot een zelfde archief, ook volgens
uwe definitie behoorende, ordent en indeelt naar de onderwerpen, welke
zij behandelen. Ik spreek nu als voorbeeld van het archief onder mijn
beheer. Chacun prêche sur sa paroisse, niet waar?
47
En ik doe dat te lieveromdat daarbij de gelegenheid zal bestaan om
tegenover een archief als dat der gemeente Utrecht bijv.waarvan het
bestuur, wat de ontwikkeling zijner organisatie betreft niet voor het tegen
woordige onderdeed, zoo het dat, wat ingewikkeldheid aangaat, niet
overtrof, te stellen archieven van „kleine en afgelegen plaatsen", waar
men het ook „met den vorm niet al te nauw nam", maar voor welke
desniettemin evenzeer ordening en beschrijving onmisbaar is.
In Drenthe dan vind ik een college van Gedeputeerde Statendat de
dagelijksche leiding der zaken in handen heeftmaar toch niet permanent
zitting houdt, en ook niet steeds terzelfder plaatse. Die dagelijksche
leiding der zaken omvatte het geheele bestuur. Er bestaan geen vaste
commissies, dan alleen voor het nazien der rekeningen en verantwoor
dingen van de comptabele ambtenaren. Overigens treffen wij hoogstens
nu en dan commissies ad hoe aan, welke in de plenaire vergadering rap
port uitbrengen, en waarop diezelfde vergadering besluiten neemt. De
werkzaamheden dier commissies strekten zich over een meer of minder
lang tijdsverloop uit, waren meer of minder uitgebreid, maar toch niet
van dien aard, dat men hier aan opdracht van een bepaald gedeelte der
regeeringstaak kan denkenen dus niet aan een afzonderlijk orgaan ter
voorziening daarin. Van een afzonderlijk archief van zulk een commissie
kan dus geen sprake zijn. Hoogstens kunnen de stukken, betrekkelijk
hare werkzaamheid in een afzonderlijk dossier worden vereenigd.
Onder deze omstandigheden is m. i. een indeeling van het archief, be
paaldelijk der losse stukkennaarmate van de onderwerpen daarin
behandeld, een indeeling dus naar wat ik in mijn stuk in den vorigen
jaargang aanduidde met den naam van dossier-systeem, aangewezen. Gij
zult dan op den duur ook in het oud-archief van Drenthe kunnen vinden
een afdeeling met den titel: Gewestelijk bestuur, en onderafdeelingen als
Kerkelijke zaken; Waterstaat enz. Wel te verstaan, ik verbind mij niet
nu voor alsdan juist deze benamingen te herhalen. En ik zal deze me
thode met te meer gerustheid toepassen, omdat, waar iets van oude
organisatie is te ondekken, deze blijkbaar varieerde naarmate van den
landschaps-secretarisden penvoerder bij het bedoelde college. Door den
een vond ik een dossier stukken over een zelfde onderwerp bijeengehouden
door den ander werd een lias over allerlei en naar mate van het tijdstip
waarop zij ingekomen of behandeld waren, aangelegd. Het eerste was
echter in de laatste helft der 18e eeuw meer de gewone wijze van doen.
Onder deze omstandigheden zult ge het waarschijnlijk met mij eens zijn,
dat het uiteennemen van laatstbedoelde liassen gerechtvaardigd kan zijn.
Het is daarom vooraldat ik nogmaals den nadruk op do organisatie
der gemeenschap wilde laten vallenwelke organisatie mede kan brengen
dat de inrichting van het archief volgens den meer bedoelden „concili-
anten bestrijder" is aangewezen. Ik verbeeld mijdat dit wel eeniger-