38 wegvagen. Eene eerste noodzakelijke, hoogstnoodzakelijke verbetering betreft de inrichting van een ruim, brandvrij gebouw ter bewaring van de in het Rijksarchief te 's Gravenhage opeengestapelde schatten." En als men er toe overgaat, waarom dan het terrein aan het Bezuidenhout niet de eer waardig gekeurdde schoonste gedenkteekenen onzer historie te dragen? Er worden daartegen bezwaren geopperd, juist tegen dat terrein. Nog een enkel woord daarover. Men zegt en hier kon ik op mijne boven bedoelde mits dat het terrein vochtig is. Heeft men hierin gelijk dan zou het reeds om die reden alleen te verwerpen zijn en dan zou het tegenwoordig gebouw beslist de voorkeur verdienenimmersbeter ge vaar voor brand, dan zekerheid van bederf door vocht. Maar het is niet aan te nemendat de Regeeringdie het stuk grond heeft laten taxeeren en opnemen door „een deskundige (niet ambtenaar)", dit zou hebben aangekocht voor ons doel, zonder op dit punt geheel en al ge rustgesteld te zijn. Een paar andere bezwaren stelt een zaakkundige anonymus in het licht in het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage van 25 October 1892 (tweede blad). In de eerste plaats wordt op het gevaar gewezendat sommige oude stukken zouden loopen door de over brenging van het Plein naar het Bezuidenhouthet gevaar van bescha diging der zegels, van beschadiging van stukken, „die vroeger in vochtige bergplaatsen zijn bewaard geweest of gemis aan lucht hebben gehad" en zich derhalve in een min of meer ziekelijken toestand bevinden. Ik erken dit gevaar is niet denkbeeldig, maar met goeden wil is het wel degelijk te boven te komen. De genoemde schrijver meent, dat dit gevaar niet groot zijn zou, indien „de plaats van het te stichten gebouw in de on middellijke nabijheid van het oude worde gekozen." Men kan dan „de vereischte voorzichtigheid" in acht nemenmaar dat kan menals de ernstige wil er isook bij de overbrenging over een grooteren afstand. De zorg dan maar verdubbeldde voorzichtigheid dan maar vertienvoud Nog ziet onze anonymus (in een eenigzins ander verband trouwens) in den grooteren afstand, waarop het eventueel aan het Bezuidenhout te stichten gebouw van de stad zou komen, een niet gering te schatten be zwaar voor de onderzoekers, vooral voor die categorieën onder hen, die met hunne kwartiertjes moeten woekeren. Ook dit bezwaar bestaatmaar ook hier zal wel geldenwhere is a will, there is a way. Buitendien wat het zwaarste ismoet het zwaarste wezen. En dat zwaarste is (het artikel erkent het zelf)„het tegenwoordige archief is niet brandvrij" en, als men een nieuw gebouw moet hebben, moet er worden gelet „op de keus van een centraal en vrij gelegen punt en de inwendig brandvrije inrichting." Nu meent de schrijver, dat men een „vrij gelegen punt" zal vinden in den tuin van het tegenwoordig gebouwwaar - volgens hem „brandgevaar door naburige gebouwen 39 geheel kan voorkomen worden." Was het woordje „geheel" hier op zijn plaats, dan zou voor dat plan inderdaad veel te zeggen zijn, maar dit is het geval niet. De omgeving van het eventueel in den tuin te stichten gebouw is niet zonder gevaar, ook al gaan de kleine door den schrijver voorgeslagen verbeteringen door. In elk geval, het terrein op het Bezui denhout staat nog veel vrijerkan althans veel vrijer komen te staan en op de hoegrootheid der vermindering van brandgevaar komt het hier ook wel degelijk aan. Ik stem voorloopig nog vóór het Bezuidenhout en hoop u daar nog eens bij mij te zien. t. t. J. E. HEERES. Chronologisch systeem of dossiersysteem? Bij de regeling van het archief der gemeente IJselstein, waarmede ik mij in den laatsten tijd heb bezig gehouden, had ik eene ongezochte gelegenheid om eenigen der regelen voor de ordening der archieven van kleine stedendoor mr Gratama in den vorigen jaargang van het Archie venblad (p. 36 vlg.) gesteldaan de praktijk te toetsen. Ik heb gemeend de overwegingen, die er mij toe hebben geleid soms met den heer Gratama mede te gaan, soms van zijn gevoelen af te wijken, in ons orgaan te moeten mededeelen vooral ook met het oog op het feit, dat de wijze van regeling van de archieven van kleine steden in de eerstvolgende jaarver gadering een punt van bespreking zal uitmaken. Ik wensch mij vooral te bepalen tot de vraagop welke wijze de losse stukken uit zulk een archief beschreven moeten worden. Uitgaande van het volkomen juiste beginsel, dat de protocollen, d. w. z. de registers, waarin de notulen of resolutiën in chronologische volgorde staan opge- teekend, het geraamte van het archief uitmaken, waaromheen de losse stukken moeten worden gegroepeerd, onderscheidt de heer Gratama voor de wijzewaarop die groepeering moet geschiedentweeërlei systeem het chronologische systeem en het dossiersysteem. Het eerste wordt toegepast, wanneer de verschillende stukken worden bijeengevoegd in de volgorde, waarin zij in de vergaderingen van het betrokken bestuur behandeld zijn; alle stukken worden dus als het ware tot eene serie minuten van en bijlagen tot de notulen of protocollen vereenigd. Het andere systeem brengt de stukken bijeen, die op een zelfde onderwerp 1). Hoewel enkelen der onderstaande opmerkingen reeds zijn opgenomen in mijn jaarverslag aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, heb ik echter gemeend ze hier niet achterwege te moeten laten, niet alleen omdat het jaarverslag in een anderen kring wordt verspreid als het Archieven blad, maar ook omdat ik vrees, dat het verslag eerst na het houden der jaarvergadering onzer vereeniging verschijnen zal. (Deze vrees is echter niet bewaarheid).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 4