52
geeft ons althans een overzicht van den aard der bescheiden bij de ver
schillende departementen van algemeen bestuur te vinden. Van degenen
die hunne oude archieven hadden behouden, is dat van Finantiën in 1871
grootendeels vernield; de koloniale archieven, die nog geheel ongeordend
schijnen te zijn, moet men bij het Ministerie van Handel en Nijverheid
en bij Marine zoeken. Binnenlandsche Zaken heeft geregeld, Justitie
minder consequent het overbodige geloosd. Zooals voor de hand ligt,
is er bij al deze archieven bijzondere machtiging noodig tot onderzoekin
gen. Ook daaromtrent en betreffende den tijd van openstelling geeft het
besproken werk inlichtingen.
Na de archieven te Parijs komen natuurlijk allereerst de departementale
archieven ter sprake. Tot 1884 ressorteerden zij onder Binnenlandsche
Zaken sinds dat jaar even als de Archives Nationales onder het Minis
terie van onderwijs. Thans berust dus het Fransch archiefwezen in
ééne hand.
De archieven der departementen vinden hun oorsprong in de wet van
5 brumaire an V, die het bijeenbrengen in de hoofdplaats gelastte van
alle archieven binnen het betrokken departement. Zij bestaan dus uit
1°. de bescheiden der departementale administratie sinds 1790; 2°. de
bescheiden van alle vroegere instellingen en corporatie's binnen elks
omtrek vóór dat tijdstip. Het beruchte bovengemelde besluit van 7
messidor an II tot triage, d.i. tot sortering naar aard en belangrijkheid
kwam in de provincie bijna niet tot uitvoering. Maar al werd er niet
systematisch vernietigd, tot 1838 waren de archieven in questie ten prooi
aan rotten en liefhebbers.
De wet van 10 Mei van dat jaar, geinspireerd door Guizot, regelde
met do besluiten tot uitvoering er van het departementale archiefwezen.
Op die uitvoering oefende sinds 1841 een archiefcommissie toezicht uit.
Op den voorgrond staat ook bij de departementale archieven le respect
des fondsm. a. w. het intact houden der organische bestanddeelen van
elk archief.
Op dit hoofdbeginsel mag geen inbreuk gemaakt worden door de
classificatie aller bescheiden in een aantal alfabetisch aangeduidde afdee-
lingen, een vast kader, vooralle departementen hetzelfdevoorgeschreven
in 1841 en aangevuld in 1874. Onafhankelijk daarvan is in alle archieven
het jaar 1790 de afscheiding tusschen oud en nieuw archief.
Bovengenoemde commissie stelde in 1843 een algemeen reglement van
dienst voor de archieven in kwestie vast, dat nog van kracht is. Eigen
aardig is de aanvulling van 1882 dat de archivarissen der departementen
niet evenals hunne collega's aan de Archives Nationales verplicht zijn de
hun door het publiek gestelde vragen schriftelijk te beantwoorden of daar
toe zeiven onderzoekingen in te stellen.
In 1847/48 deed de commissie twee algemeene catalogussen het licht
1
53
zien, die een overzicht gaven van den inhoud der departementale
archieven.
Zij werd in 1854 ontbonden en vervangen door eene commissie van
advies, die nog bestaat maar slechts zelden bijeenkomt.
Als om te toonen dat niet gebrek aan belangstelling in het archief
wezen tot die ontbinding had geleidgaf de regeeringin casu graaf de
Persigny in 1854 last tot een algemeene inventarisatie. Daarvoor werden
strikte bepalingen gemaakt, die, alle vrije beweging uitsluitende de
energie verlamden en als een keurslijf werkten; trouwens geen wonder,
gemaakt als zij waren door ambtenaren buiten het archiefwezen staande.
Eene doode letter bleven de voorschriften evenwel niet; reeds in 1861
konden de eerste inventarissen worden gedrukt en 1 Juli 1890 waren
164 deelen verschenen. Vooral de eerst gedrukten schijnen zeer gebrekkig
te zijn; enkelen zijn zelfs wel ter perse gelegd, maar liggen thans nog
in vellen op zolders van prefecturen als onbruikbaar.
De schrijvers van het besproken werk laten zich in het algemeen zeer
ongunstig over deze fabriekmatige inventarisatie uit. Men heeft het
primitieve plan niet willen of kunnen prijsgeven en het schijnt niet door
wijzigingen te kunnen worden gered.
De kosten der departementale archieven bedroegen in 1888 fr. 603462,
waarvan 47968 voor materieel, daaronder niet gerekend de kosten van
oprichting en onderhoud der gebouwen.
Na een inleiding, waaraan dit ontleend is, worden de 86 departementen
in alfabetische volgorde behandeld; de bewaarplaats en hoofdbestand-
deelen aangewezen, de gepubliceerde en manuscript inventarissen opgenoemd
en evenzoo de voornaamste werken waartoe zij bijdragen hebben geleverd.
Vooraf gaat een hoogst nuttige lijst van alle groote instellingen van
vroeger tijd in Frankrijk, bisdommen, parlementen, intendances, univer
siteiten en dgl. met opgave in welk archief hunne bescheiden zijn terecht
gekomen.
De laatste bladzijden van het eerste en het tweede deel zijn gewijd aan de
bespreking der gemeente-archieven van Frankrijk. Zeer worden geroemd de
maatregelen door het ancien régime in het belang daarvan genomen. Herhaal
delijk werd toen voorgeschreven dat de officiëele bescheiden moesten worden
geïnventariseerd en de inventarissen worden bijgehouden. De Revolutie,
al zou men het tegendeel vermoedenbracht hierin geene verandering.
Het verval begon tijdens de Restauratie, evenals bij ons de jaren van
1820 tot 1850 noodlottig zijn geweest. Toen zag niemand er naar om
en veel was reeds verloren, toen in 1842 de bovengenoemde archiefcom
missie een ministerieel besluit provoceerde dat goede zorg voorschreef
en een cadre de classement bevatte. In 1856 en 1879 werden verbeterde
uitgaven van dat besluit gegeven, respect, voor de tijdvakken vóór en na
1790. Het officiëele cadre werd daarin niet verplichtend gesteld voor die