26
tot verovering van Groningen en Coevorden, beleg van Steenwijk enz.
(1580—1582).
Boite 191. Collectie stukken over het Nedersticht. De rechten der
familie Brederode. Zeer belangrijke verzameling over de annexatie van
Utrechtde regeling van het bestuur en de justitie aldaar in 1531
protesten en rapporten dienaangaande. Collectie over de heerlijkheid
Wedde en Westerwolde en hare lotgevallen in de eerste helft der 16(le
eeuw. Inrichting van den Raad van Overijsel in 1553. Satisfactie van
Utrecht 1577. Twisten met de familie Brederode over de Yaart en
over de weiden om Deventer en in Gelre en Friesland.
Boite 193. Collectie over de oprichting van het aartsbisdom Utrecht
en de nienwe bisdommen in 1560, verder over den afstand der tempora-
liteit in 1528. Copieën der oude privilegiën van het Sticht. Aanspraken
der utrechtsche kapittelen (1556) tegenover de jurisdictie van het Hof.
Grensverschillen (1545) tusschen Drente en Vollenhove met speciaal onder
zoek in loco dienaangaande. Twisten met Holland over het bezit der
venen bij de Yecht (1472 en later). Klachten van Zierikzee over achter
uitgang (1547), evenzoo van Arnemuiden (1531).
Boite 194. Hierin vele stukken over de oprichting der bisdommen
Haarlem en 's Hertogenbosch. Kloostervisitaties 16tle eeuw.
Boite 202. Verschillende stukken betreffende het Overmaassche.
Men ziet, er is hier zeer veel over het tijdvak van Karei V en Philips
II. Behalve het aangegevene zij hier nog gewezen op de omvangrijke
collectie over 's Hertogenbosch (J) vóór de verovering door Frederik Hen
drik, over GraveHeusdenDeventer (2) en andere plaatsen van het
Oosten, die nog lang onder spaansch bestuur hebben gestaan.
Alles is zeer gemakkelijk te vinden. De uitvoerige inventaris geeft de
titels op van alle stukken, die voorhanden zijn en in de stoffige, soms
half vernielde en met grof touw bijeengehouden kartonnen doozen wel
niet op voorbeeldige wijze worden geconserveerd doch zeer gemakkelijk
terug gevonden kunnen worden, daar zij er onder dezelfde titels als in
den inventaris in pakken zijn bijeengevoegd.
Het is niet ondenkbaar, (3) dat de belgische regeering genegen zou zijn
een groot deel dezer voor onze geschiedenis belangrijke stukken tegen
andere uit ons Rijksarchief uit te wisselen. Mocht dit inderdaad het geval
zijn, dan is afschrijven natuurlijk overbodig. In den tusschentrjd zou het
in allen gevalle aanbeveling verdienendat de verschillende provinciale
archivarissen van ons land zich een afschrift verschaften van die titels van
den inventaris, die op hunne respectieve provinciën betrekking hebben.
GroningenApril 1893. P. J. Blok.
27
Het tegenwoordige recht voor de archieven en de daarbij
werkzame ambtenaren.
Inleiding.
Zooals den lezers van dit Tijdschrift bekend is werd door mij in den
vorigen jaargang tweemalen geplaatst een verzoek aan de gemeentelijke
archivarissen gericht, tot toezending van de in hunne gemeenten geldende
verordeningen omtrent het gebruik der onder hun beheer staande archieven,
en van de voor hen zelve van kracht zijnde instructies.
Daaraan werd voldaan door de archivarissen der gemeenten Amsterdam,
Goes, 's Gravenhage, Leeuwarden, Leiden, Middelburg en Utrecht. Voor den
titularis te Baarn en Eemnes bestaat geen bepaalde instructie, evenmin als voor
dien van Deventer. 1In Dordrecht schijnt alleen een reglement ter voorko
ming van brand te bestaan. 2) Van elders vernam ik niets. In de meeste
gemeenten, waar geen afzonderlijke instructie voor den archivaris bestaat, zal
waarschijnlijk die van den secretaris iets over het archief bevatten, of zal men
zich uitsluitend vergenoegen met de bepaling van art. 103 der Gemeentewet.
Al moet worden toegegeven dat zeker nog door meerderen aan de oproe
ping had kunnen worden gevolg gegeven meende ik toch dat nuongeveer
een jaar na de eerste plaatsing, de tijd gekomen was iets naders van het doel
dier vraag te doen blijken. Wel geschiedde dit reeds in één opzicht in het
laatste nommer van den vorigen jaargang, doch ik stel mij voor dit in
eenige der volgende nommers meer algemeen te doen. En niet alleen met
betrekking tot de archivarissen der gemeente, maar ook tot die des Rijks.
Het nut hiervan zal wel niet kunnen worden ontkendwant een eerste
vereischte tot verbetering is weldat men zich een duidelijke voor
stelling van den bestaanden toestand kan maken, en daardoor eerst van
zijn' leemten en gebreken.
TJit het ons voorgestelde doel volgt, dat wij niet alle mogelijke bepa
lingen uit de bedoelde reglementen en instructies zullen nagaan.
Het zoude tamelijk langwijlig worden en bovendien vrij wel een onnut
werk zijn. Immers er zijn onderwerpen, voor welke het wenschelijk is,
dat regels bestaanmaar waarbij het er niet op aankomtdat gelijkvor
mige voorschriften worden gegeven. Daarentegen zijn er andere, bij
welke het uitteraard gewenscht iseenvormige en gelijkmatige regeling
te hebben. Onder de eerste rangschikken wij bijv. de bepalingen omtrent
de voorkoming van en de inaatregalen bij brandgevaar, de voorschriften
voor aankoop en verkrijging van archivaliahet opmaken van begrootin
gen en het doen van rekening en verantwoording der gebruikte gelden;
de regelen over de handhaving der orde, de verplichtingen van concierges,
bodes en klerken. Altemaal onderwerpen van meer localen aard.
Deel I van den Inventaris.
(2) Fol. 267 van den Inventaris.
(:t) Vgl. Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven IX, 134; XI, 1; XII, 1; XIII, 1.
In 1892 althans.
2) Uit het Verslag omtrent het gemeente-archief over 1892 blijkt, dat een nieuwe instructie
in behandeling is,