68 tale administratie en daaronder verscheidene afkomstig van geestelijke instel lingen. Wel leidde dit tot het bestemmen van het oude lombardgebouw voor archiefbewaarplaats, maar na den dood in 1817 van den archivaris, die de over brenging bestuurd had, werd tot 1884 volstrekt geen zorg voor het archief gedragen en er zelfs niet naar omgezien. In laatstgemeld jaar pas werd weder een archivaris aangesteld en wel A. Ie Glay, die het werk der Godefroy's voortzette. Zij hadden een catalogus nagelaten van vijf folio- deelenhij vervolgde dezen in zes deelen tot 1390. In 1844 werd een groot gebouw opgericht, waardoor eindelijk het rijke archief een zijner waardige bewaarplaats kreeg; er wordt thans evenwel geklaagd over gebrek aan ruimte, waardoor o.a. het archief van het parlement van Vlaanderen te Douai is achtergebleven en andere oude rechterlijke archieven slechts gedeeltelijk plaats kunnen vinden. De inventaris, waarvan deel VII in den aanvang van dit jaar verschenen, tot deze bespreking aanleiding gaf, had zijn oorsprong te danken aan eene circulaire van den Minister de Persigny, die in 1854 het inventariseeren voorschreef van alle departementale archieven. Reeds in 1841 waren regelen gesteld voor de wijze van behandeling dier archieven, een uit vloeisel van de fundamenteele wet van het fransche archiefwezen, die van 10 Mei 1838. Daarin was ook voor allen eenzelfde „cadre de classement" voorgeschreven. De circulaire van 1854 gaf eveneens uniforme voorschriften voor alle mogelijke onderdeelen en schiep daardoor een keurslijf, doodend voor energie en particulier initiatief. Gevolg had zij wel; reeds in 1861 verschenen de eerste inventarissen in druk en tot 1890 waren niet minder dan 164 kwartynen verschenen. Over het alge meen schijnen die zootezeggen fabriekmatig geproduceerde inventarissen niet te voldoen, hoewel zij niet over een kam te scheren en de lateren veel beter zijn dan de vroegeren. De drie eerste deelen van den inventaris van het departementaal archief du Hord verschenen 1863, 1872 en 1877, zijn een getrouw résumé van de catalogussen der Godefroy's en van le Glay: zij bevatten de inhouds opgave van tal van cartulaires, registres des chartes en aux placards. Deel I, de inventaris du Trésor des Chartes de Elandre is evenwel zoo gebrekkig, dat er ernstig sprake is hem te vervangen door een beter geredigeerden. De cartulaires du Hainaut in deel II o a.bevatten tal van acten, Holland en Zeeland betreffende. Het is echter een groot gemis dat alleen de jaren, waarover het betrokken cartularium loopt opgegeven zijn- De deelen IYY, YI, verschenen 18811885, 1888, bevatten de inhouds opgave der grafelijke rekeningen en der bijbehoorende finantiëele bescheiden) van 1385 af tot aan 1699. Al ware een woordelijke algeheele afdruk te verkiezen geweest, zijn in die deelen toch verbazend veel bouwstoffen voorhandenvoor de geschiedenis van kunst en beschaving niet het minst. Daarvan hebben trouwens de comte de Laborde en de abbé Dehaisnes 69 rèeds een vlijtig gebruik gemaakt. Een register op de voornaamste zaken en persoonsnamen is aan ieder deel toegevoegd. Het in den aanvang van dit jaar verschenen YHe deel behelst de inhouds opgave van de rekeningen der hofhouding der verschillende vorsten, die elkaar in Ylaanderen en Henegouwen opvolgden van 1290 tot aan 1554. Aan dit deel gaat in onderscheiding der vorigen een breedvoerige inlei ding vooraf (van 112 blzz.), waarin de inrichting der hofhouding aan de hand der betrokken rekeningen wordt geschetst en een aantal posten daaruit wordt geciteerd en besproken. Ongelukkig is de reeks verre van volledig. Yooraf gaan de rekeningen der graven van Ylaanderen. De oudsten van 1266 tot 1308 berusten te Gent en zijn door Gachard bewerkt. Hier vinden wij slechts een 500 bescheiden uit de jaren 1290 1384. Volgen de rekeningen de l'hotel des sires et dames de Cassel et de Bar, eene heerlijkheid in 1318 gecreëerd en in 1445 met de grafelijk heid hereenigd. De te Rijssel bewaard gebleven „pieces comptables" omvatten de jaren 13251413. Belangrijker voor ons zijn de rekeningen betrekking hebbende op de graven van Henegouwen. Ook daaraan ontbreekt natuurlijk veel. Yooral te Mons berust een ander groot gedeelte. Het oudste register te Rijs sel loopt over de jaren 12951304, daarop volgt een vrij volledige reeks bescheiden van 13191336. In dit tijdvak valt o.a. een reis naar Holland in 1333. Maar daarna is niets voorhanden vóór het jaar 1399. Twee reeksen rekeningen de la boucherie en de la pêcheriewaarvan de eerste in 1382 een aanvang neemt, mogen hun eigenaardig belang hebben, maar dit toch slechts voor een beperkt terrein. De rekeningen van de hofhouding der hertogen van Bourgondië en der landsheeren uit het huis van Oostenrijkzijn vrij uitvoerig. De dagstaten van alle uitgaven, bijna volledig van 14041555 voorhanden en eene reeks van inventarissen van weelde- en kunstvoorwerpen zullen deel YIII vormen. In deel YII komen de zeer onvolledige rekeningen voor. Yan 1386 tot 1533 zijn er slechts negen, drie vóór 1421, éen fragmentarisch van 1475, en vijf na 1501. Evenwel wordt het verlies vergoed door het behoud althans van een aantal rekeningen van den penningmeester, den maitre de la chambre aux deniers die de genoemde dagstaten nazag en voldeed en daarvan jaarlijks een overzicht gaf. De in dit deel medegedeelde stukken gaan tot 1554. Na dien tijd zijn de uitgaven voor de hofhouding opgenomen in de rekening van den Ontvanger-Generaal. Het behoeft geen betoog, hoeveel belangrijks in al die duizenden posten vervat is. Karei Y o.a. kan men daardoor van 15061531 van dag tot dag volgen, van zijn eerste reis in 1513 af op zijne tochten door al zijne verschillende rijken; later ook, maar minder geregeld, zoo in 1515, 1539 en 1540 door Holland; de plaatsnamen, vaak verknoeid gespeld, zijn in den regel door den uitgever juist aangeduid. Een uitzondering vormt le chdteau

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 5