62 welke producten als surrogaten de linnenvezel zouden kunnen vervangen. Het bleek daarbij dat tal van producten der plantenwereld in meerdere of mindere mate voor de vervaardiging van het papier geschikt konden worden geacht, maar katoen, jute, hout en stroo zich daartoe bovenal leenden. Door de vorderingen in de papierfabricatie slaagde men er in ook de uit surrogaten vervaardigde papieren een fraai aanzien te geven, doch het bleek al ras dat zij in duurzaamheid verre onderdeden voor de uit zuiver linnen vervaardigde stof en vele soorten reeds binnen zeer korten tijd totaal bedervenvooral die waarin zich houtslijp bevindt. Onnoodig te zeggen dat dit eene zaak was van het hoogste gewicht. Hoe beteekenis. vol toch is de rol, welke het papier in de beschaafde wereld speelt! Ja spr. geloofde niet te ver te gaan, wanneer hij het den naam gaf van „den drager der beschaving". Het papier toch is bestemd om alle be langrijke gebeurtenissen, de resultaten van ons wetenschappelijk, maat schappelijk en politiek leven en denken voor het verste nageslacht te bewaren, gelijk het ook ons al het belangrijke uit het donker verleden in het helderste zonlicht doet zien. Ja waarlijk, hadden onze voorouders, gelijk in al hunne industriën, ook niet bij de vervaardiging van het papier de soliditeit boven alles gesteld, hoevele onschatbare zaken zouden thans voor ons onherroepelijk verloren zijn geweest. Onberekenbaar zouden dan ook de nadeelige gevolgen zijn, wanneer men thans dit goede voorbeeld uit het oog ging verliezen en, ook waar het zaken van gewicht geldt, minder zorg ging besteden aan de keuze van het papier dat men daarvoor bezigt, en toch bleek dit helaas maar al te zeer het geval, ja zoodanig zelfs dat in verschillende rijken de regeeringen het hebben noodig geacht tusschen beiden te komen. Aan vankelijk ging dat met eenige moeielijkheden gepaard wegens den krachtigen tegenstand der papierfabrikantendoch in 1883 wist de heer Carl Hoffman, uitgever van de Papier-Zeitungin een schrijven aan den gewezen rijks kanselier v. Bismarck den toestand zoo duidelijk uiteen te zetten en dezen zoo te overtuigen van het nut der zaak, dat hij last gaf volgens de aanwijzingen van den voorsteller een inrichting tot papieronderzoek daar te stellen, en zoo verrees dan in 1885 te Charlottenburg het eerste Rijksbureau voor Papieronderzoek, ten einde den staat een waarborg te bieden, dat de door hem gebezigde document-papieren niet binnen een minimum van tijd zouden vernietigd zijn. Hoe noodig zulk een inrichting geworden was, blijkt bijv. hieruit, dat van de papiersoorten in het jaar 1889 aldaar onderzocht niet minder dan 48% pet. niet aan de gegeven voorschriften voldeed. Maar tevens bleek ook al spoedig, dat dit de weg tot verbetering zou wordenwant reeds in 1890 daalde het cijfer der afgekeurde monsters tot 43.1 pet., en in 1891 tot 36.8 pet. 63 Ofschoon dat cijfer nog geenszins bevredigend mag genoemd worden mag men toch niet ontkennen, dat in deze paar jaren reeds een belangrijke verbetering verkregen is en dus alle hoop bestaat op verderen vooruitgang in die richting. Intusschen geldt het hier alleen nog staatspapieren en dus kan men nagaan, hoe het hiermede in het algemeen is gesteld. Zoo bleek o.a. uit een te Charlottenburg ingesteld onderzoek naar het papier voor 97 tijdschriften gebezigd, dat slechts 6 konden gezegd worden op goed papier gedrukt te worden, terwijl al de andere binnen een betrekkelijk kort tijdsverloop konden geacht worden vernietigd te zullen zijn, daar zij van 20 tot 60 pet. houtslijp bevatten. Niet alleen voor de regeeringenmaar zeker ook voor den boekhandel en andere uitgevers is het dus van het hoogste gewicht niet alleen op den prijs van het papier, maar vooral ook op de qualiteit te letten. Het voorbeeld door v. Bismarck gegeven vond hetzelfde jaar navolging bij de Oostenrijksche regeering, die te Weenen zulk een bureau voor papieronderzoek inrichtte. Denemarken en Finland volgden in 1887 ook Leipzig en in 1889 Bremen. Dat sedert ook meer en meer de waarde dezer instellingen erkend wordt, blijkt tevens uit het laatste jaarverslag van de te Leipzig bestaande inrichting, waar in 1891 niet minder dan 644 onderzoekingen voor par ticuliere rekening plaats hadden, waaronder 250 op last van papierfabrikanten, wel een bewijs dat de vrees, welke de eerste dier inrichtingen den papier fabrikanten aanjoeg, al spoedig ijdel bleek. Een van de eerste punten, welke men bij de oprichting van het staatsbureau te Charlottenburg had te regelen, was de vaststelling van normaalstaten volgens welke het papier voor elk voorkomend geval zou worden gekozen en waaraan het ook moest beantwoorden. De ondervinding leerde intus schen, dat in die eerst vastgestelde normaalstaten verschillende wijzigingen wenschelijk waren en zoo zullen dan met 1 Januari 1893 nieuwe bepa lingen in werking treden. In deze nieuwe normaalstaten wordt het papier naar de stof waaruit het is samengesteld als volgt in 4 klassen verdeeld le papiersoorten alleen uit linnen lompen bestaande en niet meer dan 3 pet. asch opleverende; 2e papiersoorten bestaande uit lompen met een toevoeging tot 25 pet. van andere stoffen als cellulosestroo en espartodoch vrij van geslepen houtstof en niet meer dan 5 pet. asch opleverende; 3e papiersoorten uit allerhande stoffen samengesteld, doch zonder geslepen hout en niet meer dan 15 pet. asch opleverende, en 4° alle andere papiersoorten. Vóór alles moeten echter alle soorten goed lijmvast zijn. Voorts bevat de wet bepalingen wat betreft de sterkte, waaraan de verschillende papier soorten moeten voldoen, naar hunne verschillende doeleinden, terwijl verder ook nog de nieuwe bepaling is opgenomen, dat alle aan het rijk

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 2