78 niet voor, en toen hij er voor het eerst op vermeld werd, heeft spreker er zich niet tegen verzet. Thans wenscht hij dezen post tijdelijk buiten werking te stellen, ook omdat, waar nog zooveel te ordenen blijkt te zijn, nieuwe aankoopen onnoodig mogen worden genoemd. Hij erkent, dat het nu zal kunnen voorkomen, dat men gaarne iets zou willen aankoopen, waarvoor dan geen geld beschikbaar is. Maar datzelfde kan voorkomen, als men slechts 2000.beschikbaar heeft en men iets zou willen aan koopen, dat ƒ3000.— a ƒ4000.kost. Dan zou men eveneens van dien aankoop moeten afzien. Wie liefhebberij heeft voor dergelijke zaken, moet er dan maar uit eigen middelen iets voor over hebben. De heer Blooker meent uit de Memorie van Beantwoording en de toelichting op de voordracht N°. 480 te mogen opmaken, dat de aanstel ling van twee ambtenaren het nieuwe Archief betreft, terwijl de post van 2000.bestemd is tot aanvulling van het oude. Zoo dit het geval is, dan vervalt z. i. het bezwaar van den heer Pijnappel. De heer Ankersmit zegt, dat uit die ƒ2000.ook bestreden worden de kosten voor onderhoud van bestaande zaken, voor plaat- en boekwer ken, waarop men geabonneerd is enz. enz., alles uitgaven, die niet ver meden kunnen worden. Men zou dus het Archief niet naar behooren kunnen bijhouden, en dit ware z. i. al een zeer verkeerde bezuiniging. De heer van Nierop ondersteunt het amendement van den heer P ij n- appel. De aankoop van archivalia kan voor één jaar best achterwege blijven, terwijl de aankoop der vervolgwerken, evengoed als het herstellen van schilderijen, lijsten en harnassen, uit de andere posten kan geschieden. Men zie toch niet over het hoofd, dat er nog een post van ƒ800.is voor het „onderhoud van archivalia enz.", en een post van 950,voor „diverse uitgaven", zoodat de post van 2000.— voor de aankoopen zeer goed kan vervallen. De heer van Eeghen acht de berekening, die de heer van Hierop maakt, niet juist. Spreker heeft de rekening voor zich liggen en ziet daarin, dat op do posten, die de heer.van Hierop thans wil bestrijden met 1750.verleden jaar is uitgegeven 5600. De Voorzitter wil er alleen op wijzen, dat ook in den laatsten tijd nog een paar hoogst belangrijke verkoopingen hebben plaats gehad, waarin enkele zeer zeldzame voorwerpen zijn aangekocht. Hu is het wel gemak kelijk te zeggen, dat men met zulke aankoopen wel een jaar kan wachten, doch de veilingen laten zich niet wachten, zoodat spreker het niet ge- wenscht zou achten, om alle gelegenheid tot het aankoopen van archivalia weg te nemen. De heer Pijnappel doet opmerkendat er voor archivalia toch nog altijd twee posten, een van ƒ800,en een van ƒ950,blijven uitge trokken. Hij handhaafde dus zijn amendement, om dat nummer der Be grooting met ƒ2000.te verminderen. 'V; 79 Het amendement wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen met 19 tegen 16 stemmen. Vóór stemden de heeren: Everwijn Lange, Fabius, Heineken, Wüste, D. Josephüs Jitta, Korthals Altes, de Vries van Buuren, Hovy, Pijnappel, Geertsema, Becker, Treub, van Hierop, Daniels, Heems kerk, Müller, Holting, van Waterschoot van der Gracht en ten Brummeler. Tegen stemden de heeren: van Hall, Moltzer, H. S. van Lennep, Vas Visser, Gerritsen, Reekers, W. W. van Lennep, Dyserinck, Polak, Cüypers, van Ogtrop Serrurier, Ankersmit, van Eeghen, Luden en Blooker. Afwezig de heer Alting Mees. Het is bedroevend te bespeuren, welke zonderlinge denkbeelden er nog omtrent den aard der archieven in den stedelijken regeeringskring blijken te heerschen. De heer Pijnappel beschouwde zoo 't schijnt de betrekking van de ge meente tot haar archief als die van een kunst- of oudheidlievend particulier tot zijne verzameling; of wel als die van een huisvader, die met kwade jaren te tobben heeft, tot zijn ietwat ouderwetsch ameublement, dat hij onder betere tijdsomstandigheden ongetwijfeld zou verbeterd hebben, maar waar mede hij het nu desnoods nog wel een paar jaren meent te kunnen doen. 's Heeren Pijnappel's bewering, dat het bedrag voor een archief te besteden „onbegrensd" isberust voorts klaarblijkelijk op het verkeerde denkbeeld, dat voor een archief allerlei oude papperassen, kunstvoorwer pen, (zelfs van een waarde van ƒ3000 a ƒ4000), en oudheden, (b.v. de „lijsten en harnassen" waarvan de heer van Hierop sprak), worden aan gekocht. Integendeel is het juist zeer begrensd door de onmisbare voorwaarde van iederen aankoop, dat deze betreffen moet stukken, die in het verband der gemeentearchieven op hunne plaats zijn en kwalijk daarin kunnen worden gemist. Als van zelf sluit dit kunstvoorwerpen en oudheden uit, waarvoor een archief niet is bestemd. Het bleek echter uit de stemming, dat het gevoelen, dat een archief een soort van museum van zeldzaamhedeneen depót van prullaria isdie nergens anders onder gebracht kunnen wordennog te algemeen bestaat. Te vergeefs zoek ik naar den logischen grond voor de woorden„dat waar nog zooveel te ordenen blijkt te zijn, nieuwe aankoopen onnoodig mogen worden genoemd." Volkomen afwezig schijnt bij den heer Pijnappel zoowel als bij den heer van Hierop het begrip, dat de archieven, die in den loop der tijden maar al te veel van hunne bestanddeelen hebben verloren of in vreemde handen zien overgaan, dit ontbrekende moeten aanvullen, zoodra zich

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1893 | | pagina 10