I
M
56
klaptafeltjesia de doorgangen aangebracht, behelpen. Men kan zich
evenwel voorstellendat een dergelijk depot in verbinding gebracht is
hetzij met bestaande, hetzij met afzonderlijk daartoe aangebouwde bureelen
van den archiefdienst.
Het gebouw staat geheel vrij en is wel niet voorzien van bliksem-
opvangstangen maar ijzeren kapkapbedekkingijzeren stellingen en wat
dies meer zij, zijn door middel van koperen grondkabels en grondplaten
zoodanig in verbinding gebracht met het grondwater, dat alle effect van
electrische ontladingen geneutraliseerd wordt.
Hoezeer ik ook ingenomen ben met de eenvoudige en praktische
inrichting, moet ik toch een paar opmerkingen maken, waarmede men bij
den eventueelen bouw naar dit voorbeeld wellicht rekening zal kunnen
houden.
De notariëele archieven bestaan uit foliantenfoliopakken en doozen.
Dit materiaal kan uitstekend op de ijzeren latten staan zonder gevaar te
loopen naar beneden te vallen door de open ruimte. Andere archieven
bevatten echter boeken en stukken van kleiner formaat, boeken eu boek
jes in 8° en in 12°, waarbij men dit wel te duchten zou hebben.
De berging van boeken van grooter dan folio-formaat zou hier ook
bezwaar opleveren.
Bij ieder ander archief dan het notariëele zou het een voortdurende
last zijn, dat de folianten 8 hoog op de rekken staan, zoodat men
zich voor de beide bovenste rijen immer van een trapje moet bedienen.
Zelfs met het aanbrengen van eene stijgroede is dit niet te verhelpen.
Het minst voldeed mij de ventilatieomdat door de gleuf onder de
vensters, welke eigenlijk dient, om het condensatiewater van de ruiten
naar buiten af te leiden, maar daartoe m. i. overvloedig ruim genomen
is, met de versche lucht dag aan dag wolkon stof naar binnen jagen.
Alsof een archief nog niet stoffig genoeg ware
Het zal te bezien staan of in ons waterig klimaat door al die ope
ningen ook niet te veel vochtigheid naar binnen komt, die alleen door
het papier geabsorbeerd kan worden.
Zelfs de weinige glasjalouziën zouden hier, dunkt mijgenoeg hebben
gedaan en achtte men ze onvoldoende, welke bezwaren bestaan er dan
tegen een paar luchtkokers uit het dak?
Ik wil deze aanbeveling van dit ijzeren archief niet eindigen zonder
een woord van hulde aan den bouwmeester en van dank voor de bereid
willigheid waarmede hij mij in staat gesteld heeftom met de
details van het werk kennis te maken. Aan hem danke de lezer de ge
legenheid door de prenten geboden, om zich eene duidelijke voorstelling
van de inwendige inrichting te vormen.
Amsterdam, Juni 1892. Mr. N. DE ROEVER.