44
De inrichting onzer archief-inventarissen.
Waarde Redacteur!
Wil mij niet verdenken van cm vreedzame bedoelingen, indien ik het
waag met nadruk te protesteeren tegen de wenschenu kenbaar gemaakt
door den heer Servaas van Rooyen. Ik kan u zeggen, dat ik er van
geschrikt ben. Hoe, archief-ambtenaren zouden geen archief-inventarissen
mogen beoordeelen? Maar wie anders zou dit noodige werk dan ver
richten? Wellicht de buitenstaandendie tot oordeelen zooveel minder
bevoegd zijn? Ik ben niet zoo afkeerig van kritiek als de heer S v. R.,
maar op die manier zou ik er heusch bang voor wordenhet zou voor
een ordentelijk archivaris niet veilig worden om in het publiek op te
treden, als hij de kans moest loopen, dat alleen Jan en alleman zijn
werk gingen bespreken
Maar gij zult wellicht zeggendat de persoonlijke wenschen van den
heer 8. v. R. en van den ondergeteekende over kritiek of niet-kritiek
weinig ter zake doen Inderdaadgij hebt gelijk. En daarom ga ik u
even betoogen, dat kritiek noodzakelijk, onvermijdelijk noodzakelijk,
noodzakelijker dan iets anders is voor onze jonge vereeniging.
Yoor een paar maanden heeft de Min. v. B. Z. mij uwen inventaris
van het archief van Coevorden toegezonden. Eenige maanden vroeger
had ik het 2e stuk van den inventaris van het archief der stad Utrecht
gepubliceerd. Ge weet, dat de methode van bewerking bij beide stukken
rjeheel verschillend is. Nu heb ik mijne methode na lange overwegingen
vastgesteldook zonder dat iemand mij dit zeideweet ikdat gij niet
minder zorgvuldig geweest zijt. De laatste weken brachten ons eindelijk
de bewerking der archieven van Thorn door onzen ambtgenoot Habets
die inderdaad evenmin gewoon is achteloos te werk te gaanalweder
geheel iets anders. Het Overijsselsche systeem van inventariseeren einde
lijk is u bekend. Ik ben overtuigddat als wij nog meer voorbeelden
uit de laatste jaren konden noemenwij ook nog meer systemen zouden
te vermelden hebben. En ik weet dan ook niet, of ik het wel ernstig
zal betreurendat wij betrekkelijk alleen staari met onze publicatiën
nu elke nieuwe mij reden geeft tot bekommering.
AYaut inderdaad, de zaak wekt mijne ernstige bekommering. Natuur
lijk verwacht ik niet, dat allen over eene zoo belangrijke zaak zullen
denken juist als ik; het ware al te aanmatigend om zelfs te hopen, dat
uniformiteit te verkrijgen ware volgens het door mij gegevene recept.
Maar dat wij tot uniformiteit moeten komen, uniformiteit althans in
hoofdzaken en iu zekere praktische quaestiën van vorm, staat bij mij vast.
En toch gaat het lieve leven bij ons onbelemmerd zijnen gang.
Slechts zelden let iemand er op, hoe zijn buurman te werk gaat. Elk
45
vogeltje zingt van uit zijn archiefkooitje zooals het gebekt is. Van boven
af schijnt geen orde te zullen worden geschapen. Toen de archivaris in
Overijssel voor eenige jaren den Min. v. B. Z. vroeg, of mijn inventaris
van St. Pieter, de eerste die door het rijk uitgegeven werd, nu ook als
type mocht gelden van de door de regeering gewenschte methode, heeft Z.
Exc. verklaarddat dit mutatis mutandis inderdaad het geval was. Maar
later zijn de inventarissen van Coevorden en Thorn toch ook door de
regeering uitgegevenzoodat zij als officiëele modellen niet minder gezag
hebben. Bij de verschijning van denzelfden inventaris van St. Pieter heeft
de Algemeeue Rijks-archivaris desgevraagd officiëel verklaard, dat hij
zich behoudens eenige opmerkingen met het systeem van bewerking ver
eenigen kou. En thans vernemen wij, dat gij in overleg met dienzelfden
hooggeplaatsten ambtenaar uw systeem van bewerking hebt vastgesteld!
Een leiddraad zal ons dus niet geschonken wordenwij zijn en blijven
vrij. Misschien is het trouwens beter zoo. Maar toch zeker alleen dan,
wanneer wij ons zeiven helpen en trachten door onderlinge bespreking het
over de hoofdpunten althans eens te worden. Indien onze vereeniging
recht van bestaan heeftdan is het m. i. in de allereerste plaatsik zou
bijna zeggen uitsluitend daarom. Elk archief stelt zijne eigene eischen;
de eigenaardige inrichting van elk regeeringscollege maakt het onver
mijdelijk, dat ook het door elk college nagelatene archief eigenaardig
ingericht worde. Bovendienouderdom en omvang van een archief
moeten invloed hebben op de uitvoerigheid der beschrijvingen. Zoo zijn
er meer redenen voor verschil van bewerking. Maar juist daarom is het
des te meer gewenscht, dat althans in de hoofdbeginselen en ook in alle
quaestiën van vorm eenstemmigheid heersche tusschen de bewerkers van
inventarissenomdat anders de gebruiker het systeem van eiken inven
taris vooraf zal moeten bestudeeren, wil hij den weg daarin vinden.
„Yariis modis bene fit", zal men wellicht zeggen, „de publicatie van
een archief-inventaris is geen nutteloos werk, al is hij niet volgens vaste
regelen bewerkt, en een inventaris is geen prul, omdat hij niet aan al
uwe eischen voldoet!" Inderdaad, ook meende ik dit niet te beweren; maar
ik zie niet iuwaarom wij ons bij den bestaanden chaotischen toestand hebben
neder te leggen, zoolang wij zelf geene poging gewaagd hebben om het
meerdere en betere te verkrijgen. En geen beter middel daartoe dan het
bespreken en beoordeelen van eiken nieuw verschenen inventaris door hen,
die door hunne ambtelijke werkzaamheid weten, waar de voetangels en
klemmen liggen. Er is geen nood, dat de taak hun over het hoofd zal
groeienzoover ik zien kan
En de bezwaren, waarvoor de heer S. v. R. zoo erg bevreesd blijkt?
Moet de goede verstandhouding daaronder lijden? Wel, ik kan het zoo
zwaar niet inzien. Als de heer 8. v. R. onze bovengenoemde inventarissen
van de archieven van Utrecht en Coevorden eens ter hand nam en ons