misschien een triviaal onderscheid, maar zet bij nadere beschouwing de deur open naar de genoemde objectgerichte inrichting van een aantal archiveringsfuncties. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de wijze waarop de in de archiefwet vastgelegde bepaling van goede, geordende en toegankelijke staat is uitgewerkt. In de archiefregeling zijn de artikelen 3 tot en met 26 gewijd aan duurzaamheid en aan geordende en toegankelijke staat van archiefbescheiden. De in deze artikelen genoemde eisen en maatregelen zijn echter alleen van toepassing op archiefbescheiden die volgens een selectielijst naar een archiefbewaarplaats moeten worden overgebracht. Het is een duidelijk voorbeeld van bovengenoemde stelling dat niet het archief als geheel maar geselecteerde archiefbescheiden hier het uitgangspunt vormen. De archiefwetgeving hanteert hiermee een perspectief van wat Frank Upward cs het 'beheren van archief bescheiden als eindproducten' ('manage objects as end products') aanduidt.52 Het is een benadering die voor tal van digitale toepassingen niet langer voldoet om de eenvoudige reden dat zij volledig voorbijgaat aan de eigenschap van beweeglijkheid die in veel informatietoepassingen geldt.53 Een andere en in veel opzichten vruchtbaarder benadering zou kunnen zijn niet langer uit te gaan van een selectie van archiefbescheiden (als eindproducten van handelen) die duurzaam toegankelijk moeten blijven maar het perspectief te verschuiven naar transacties die aan de basis liggen van het vastleggen, verwerken en uitwisselen van gegevens die een betrouwbare, gezaghebbende en duurzame vorm van informatiemanagement vereisen.54 Een dergelijke benadering wint vanuit ontwerpgericht onderzoek met een gerichtheid op verbeteren van praktijksituaties geleidelijk (ook binnen het informatiedomein) terrein.55 Het grote verschil tussen beide benaderingen zit vooral in het gekozen uitgangspunt: geen generiek opgelegde kwaliteitseisen die toegepast dienen te worden om objecten volgens een van tevoren vastgelegde standaard in een digitaal magazijn te kunnen beheren, maar per toepassing kijken welke functionele duurzaamheidseisen nodig zijn om de informatie betekenisvol te houden. Vanuit dat perspectief kan het in sommige gevallen verstandiger zijn om informatie niet over te brengen maar de pre- serveringsinspanningen te richten op de informatiesystemen en applicaties bij de archiefvormers. Niet het beheer van objecten maar veiligstellen van functionaliteit die nodig is om de informatie betekenisvol te houden zou prioriteit moeten krijgen. Richard Rinehart en Jon Ippolito pleiten in hun boek Re-Collection behalve voor het integreren van formele en informele preserveringsstrategieën, ook voor het met andere ogen naar preservering te kijken. Hoewel zij zich in hun boek op digitale kunst richten, zijn veel van hun conclusies ook relevant voor de archivering in het administratieve domein. Fixatie op het 'origineel' is in hun ogen volstrekt zinloos omdat er niet langer een origineel is. Onveranderlijkheid is bij veel digitale mediatoe- passingen juist een corrumperende kracht die leidt tot vernietiging van de essentie; een gevaar dat bij bestaande strategieën van webarchivering, databasearchivering en archivering van bouwwerkinformatiemodellen (BIM) in het administratieve domein evenzeer aanwezig is. 'Curators and archivists' zo concluderen ze, 'must be able to dust themselves off and become futurists and reenactors. They must be able to describe the behaviors of an artwork with the same rigor, authority, and even linguistic specificity that they now use to describe their form they need to become expert at embracing and managing change in addition to fixity'.56 De nood zaak om de 'culture of preservation' te bevrijden van de dominante benadering waarbij objecten in de tijd worden bevroren zien we ook terug bij Upward, Reed, Oliver en Evans. Zij stellen '[f]ixing in the sense of freezing something in aspic is not the requirement. Rather a more flexible interpretation would be to enable the 'replaying' of sequences of actions in order to prove or disprove the state of something or the conclusions reached'.57 Dat zou bereikt kunnen worden door naar analogie van de wetenschappelijke wereld de herhaalbaarheid van manifestaties centraal te stellen. Niet alleen de dataset maar ook de instructies (toegepaste methode) zijn nodig om een manifestatie uit het verleden weer tot leven te kunnen wekken. In de performing arts zijn instructies in de vorm van partituren en dansnotaties altijd al noodzakelijk geweest om het per definitie efemere karakter van de uitvoering herhaalbaar te maken. Ook in het administratieve domein zullen steeds meer 'events' ofwel manifestaties niet meer te vangen zijn in over te brengen statische representaties.58 Conclusie In deze bijdrage heb ik benadrukt dat de dominante 'culture of preservation' binnen het Nederlandse openbare archiefwezen nog steeds is gebaseerd op het veiligstellen van objecten in -weliswaar digitale- archiefmagazijnen. Het Nederlandse archief- bestel is gebaseerd op en georganiseerd rond het overbrengingsmechanisme. Dit model dient om verschillende redenen geflexibiliseerd te worden. In de eerste plaats houdt het model een kunstmatige kloof in stand tussen het administratieve domein en het culturele domein waardoor de overbrenging zowel een eindpunt als een begin punt markeert. Veel energie, geld en middelen lekken weg om informatieobjecten van het ene domein naar het andere domein te kunnen overhevelen. De niet aflatende pogingen en frustraties om de achterstanden in selectie en bewerking van archieven weg te werken is daarvan wel het beste voorbeeld. Dat laat meteen een tweede belangrijk reden zien waarom flexibilisering van dit model noodzakelijk is. Het bestaande model werkt in de hand dat de nadruk is komen liggen op objecten (archiefbescheiden, bestanddelen). De objecten die de 'threshold' tussen beide domeinen met succes weten te passeren worden voor altijd duurzaam toegankelijk gehouden. Het leidt tot wat ook wel denigrerend 'eindproductenbeheer' is genoemd. Denigrerend omdat specifieke functionaliteiten en relevante kenmerken vanuit de specifieke toepassingen (transacties) verwaarloosd of zelfs geheel genegeerd worden. Door het informatieobject als voorwerp van preservering centraal te stellen en niet de specifieke informatietoepassing (transactie) wordt de eerdergenoemde kloof in stand gehouden, worden objecten altijd uit hun oorspronkelijke systemen en applicaties gehaald en is er veel capaciteit nodig om in de nieuwe omgeving een aantal kenmerken uit de vroegere toepassingen kenbaar te houden. hoofdstuk 3 52 Frank Upward, Barbara Reed, Gillian Oliver and Joanne Evans, Recordkeeping Informatics for a Networked Age (Clayton 2018) 97 en 120. 53 Ibidem. Zie ook Frans Smit, Arnoud Glaudemans,Rienk Jonker (eds) Archives in Liquid Times ('s-Gravenhage 2017). 54 Upward cs, Recordkeeping Informatics. 55 Voor ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek zie Joan van Aken en Daan Andriessen (eds) Handboek ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek. Onderzoek met effect (2011). 210 charles jeurgens ede overbrenging voorbij. het institutionele geheugen van de overheid 56 Richart Reinhart, Jon Ippolito, Re-collection. Art, New Media, and Social Memory (Cambridge 2014) 233. 57 Upward cs, Recordkeeping Informatics, 236. 58 In mijn artikel 'Threats of the data flood. An accountability perspective in the era of ubiquitous computing' verschenen in Frans Smit, Arnoud Glaudemans, Rienk Jonker (eds) Archives in Liquid Times ('s-Gravenhage 2017) 196-210 geef ik daarvan de nodige voorbeelden. Zie ook mijn Amsterdamse oratie Het archief is dood. Leve het archief! (Amsterdam 2017) http://cf.bc.uva.nl/download/oraties/Oraties_2017/Jeurgens_Charles. pdf 211

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 106