wezenlijke rol spelen in de ontwikkeling van de samenleving 'door het veilig stellen van en het bijdragen aan individueel en gemeenschappelijk geheugen'.19 Het zijn mooie, aantrekkelijke en op het eerste gezicht ook onschuldige metaforen waar iedereen zich wel wat bij kan voorstellen. Echter, zoals alle metaforen, verhult ook deze metafoor een aantal essentiële kenmerken van het echte geheugen. De grondlegger van memory-studies, Maurice Halbwachs, maakte een scherp onder scheid tussen 'memory' aan de ene kant en geschiedenis aan de andere kant. Terwijl het individuele en collectieve geheugen deel uitmaken van levende en dus door mensen beleefde en doorleefde geschiedenis, is het historische geheugen daaren tegen kunstmatig en gebaseerd op fragmenten van het verleden in de vorm van arte facten.20 Archieven en musea zijn gericht op het in standhouden van een historisch geheugen en doen dat door de artefacten een welhaast sacrale status te verlenen. Het geheugen is dan ook in hoge mate een 'archiefgeheugen' geworden.21 Pierre Nora noemt het zelfs de terreur van het gehistoriseerde geheugen: 'the indiscriminate pro duction of archives is the acute effect of a new consciousness, the clearest expression of the terrorism of historicized memory'.22 Terwijl het collectieve en individuele geheugen door herinneringen tot leven komt en daarmee levend, veranderlijk en altijd in beweging zijn, is het historische geheugen statisch, onveranderlijk en gericht op objecten waarmee reconstructie plaatsvindt. Of zoals Douwe Draaisma schrijft: 'Herinneringen hebben het vermogen achteraf iets anders te worden. De aangetaste herinnering is nog steeds een herinnering, maar niet meer aan wat oorspronkelijk herinnerd werd en daarom is het óók een vorm van vergeten. Het is beide tegelijk'.23 Archieven en musea opereren binnen de kaders van het historische geheugen. Susan Crane spreekt van een 'culture of preservation' die in de loop van de negentiende eeuw, onder invloed van het historisme, in hoge mate gedomineerd is geraakt door professionele instellingen als archieven en musea.24 Als we de geheugenmetafoor willen gebruiken, moeten we ons realiseren dat het archiefgeheugen een in hoge mate selectief, door instituties georganiseerd objecten-geheugen is, gericht op het onveranderlijk maken van objecten die uit hun oorspronkelijke omgeving zijn gehaald en overgebracht worden naar een kunstmatige omgeving waarmee het natuurlijk proces van herinneren en vergeten wordt verstoord. Wessel Krul, die zich in zijn geschriften richt op musea, beschrijft het paradoxale karakter van deze instituten omdat museale conservering onherroepelijk leidt tot vernietiging van oorspronkelijke functie en context. In feite hebben musea, en dat geldt evengoed voor archiefinstellingen, hierdoor met een duivels dilemma te maken. Niet opnemen van objecten in een museum of archiefinstelling betekent dat objecten in omloop blijven en in het dagelijkse gebruik zullen slijten of worden aangepast aan de functionele behoeften van het moment. Wel opnemen betekent evenwel evenzeer verlies aan functionaliteit en betekenis door de genoemde selectie en de- en recontextualisering. charles jeurgens ede overbrenging voorbij. het institutionele geheugen van de overheid De keuzes die zijn gemaakt met betrekking tot de vraag hoe met dit dilemma om te gaan, is bepalend geweest voor de door Crane genoemde 'culture of preservation'. De keuzes die gemaakt zijn in het verleden werken nog steeds door in het heden. Toen de voorzitter van de Vereeniging van Archivarissen Samuel Muller in 1896 de opgave uiteenzette waarvoor het archiefwezen stond, deed hij niets anders dan her halen wat vijftig jaar eerder ook al was vastgesteld: "[e]ene vaste organisatie van ons archiefwezen, een centraal toezicht, controle over de plaatselijke archieven, waar borgen tegen gedachteloos vernietigen van archiefstukken, geleidelijke overbrenging der belangrijke stukken [mijn cursivering CJ] naar de archiefdepots uitgave van de inventarissen van alle archieven, vaste regelen voor de uniforme inventarisatie 25 Het is het raamwerk dat ook in de meer dan honderd jaar nadat Muller zijn uitspraken deed, onveranderd is gebleven. Archiefinstellingen proberen sinds de negentiende eeuw veilige bewaaromstandigheden te scheppen door belangrijke archiefbescheiden over te hevelen 'naar een centraal depot, waar gelegenheid tot goede berging en daarmede behoorlijke bewaring is' en daarmee werd overbrenging in de ogen van de Vereeniging van Archivarissen 'een onafwijsbare eisch des tijds'.26 Overbrenging van archiefbescheiden van de administratie naar de archiefinstelling werd het belangrijkste geloofsartikel waarop de 'culture of preservation' van het archiefwezen was gebaseerd. Alleen op die manier, zo was de stellige overtuiging, zou de authenticiteit en integriteit van archiefbescheiden kunnen worden gewaarborgd. De theoretische onderbouwing hiervoor werd nog eens op duidelijke wijze uiteen gezet door Luciana Duranti in een artikel waarin ze ageert tegen het postcustodiale idee dat de archiefbewaarplaats een minder relevante positie gaat innemen in het digitale informatiedomein. Duranti gebruikt de 'archival threshold' als beeld van de demarcatielijn tussen de buitenwereld waar documenten gemuteerd kunnen worden en de binnenwereld van de archiefinstelling waar ze onveranderbaar zijn. Paradoxaal genoeg zorgt het passeren van de 'archival threshold' juist voor een fundamentele transformatie. Michel Foucault hanteert in The Archaeology of Knowledge het concept van de 'threshold' (seuil) om een breuk, een discontinuïteit, een verandering aan te duiden. De 'threshold' in Foucauldiaanse zin markeert de transformatie naar iets anders.27 Het statisch en onveranderlijk maken en het cano niserende effect dat uitgaat van het opnemen van objecten in de bewaarplaats van de erfgoedinstelling betekent dat ze in een uitzonderingspositie worden geplaatst ten opzichte van de 'wild frontier'28 van alle dag. Met het passeren van de archiefdrem pel krijgen documenten voor Duranti feitelijk een andere status: ze verwerven de kwaliteit van bewijs en geheugen en worden daarmee referentieobjecten. Immers, 'for the transparency of its preservation, its security and its stability, it is necessary that the record pass the archival threshold, the space beyond which no alteration or permutation is possible, and where every written act can be treated as evidence and memory.29 Ieder document dat de drempel van het archief passeert zal, 'for as long as it exists, [be] truly a permanent monument to it's creator's actions'.30 hoofdstuk 3 19 Universele Verklaring over Archieven, aangenomen tijdens de algemene vergadering van de ICA in Oslo, september 2010. 20 Crane, 'Writing the individual back', 1376. 21 Paul Ricoeur, Memory, History, Forgetting (vertaald door Kathleen Blamey en Paul Pellauer) (Chicago-London 2006), 403. 22 Pierre Nora, 'Between Memory and History: Les Lieux de Mémoire' in Representations 26 (1989) 7-24, aldaar 14. 23 Douwe Draaisma, Vergeetboek (Groningen 2010) 197. 204 24 Susan A. Crane, 'Writing the individual back into collective memory' in American Historical Review, December 1997, 1372-138 5, aldaar 1374-75; Susan A. Crane, Collecting and historical consciousness in early nineteenth-century Germany (Ithaca-London 2000) 163. 25 Jaarverslag van de voorzitter, Nederlandsch Archievenblad, 1896/97 nr 2, p. 25. 26 Brief van het bestuur van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, november 1893, gepubliceerd in Nederlandsch Archievenblad. 27 Michel Foucault, The archaeology of Knowledge (London - New York 2004) (reprint), 34, 206 28 John McDonald, Managing records in the modern office: Taming the Wild Frontier' Archivaria 39 (Spring 1995). 29 Luciani Duranti, 'Archives as a place' in Archives Manuscripts 24, 2 (1996): 242-25 5. 30 Ibidem. 205

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 103