daphne bressers, nancy chin-a-fat en mark van twist betekenisvol bewaren bij een veranderende rol van de overheid kader van dit programma het takenprofiel als volgt beschreven: 'De provincie van de toekomst staat in de traditie van intermediair bestuur: beweeglijk, communicatief, met relatief weinig uitvoerende functies. Maar wel met een duidelijk profiel als ont wikkelaar van plannen, opdrachtgever en toezichthouder. Ze geeft richting aan beleid, bewaakt de uitvoering en toont politiek leiderschap. Aan dat bestuur kunnen vragen en knelpunten op het regionale niveau worden geadresseerd en het fungeert als knooppunt van regionale maatschappelijke en bestuurlijke netwerken'.6 Hier zien we duidelijk een sedimentatie van verschillende rollen. De provincie is flexibel en staat in contact met de netwerken om haar heen (vervlochten en participerend), maar behoudt een klassieke richtinggevende rol: de provincie is zowel rechtmatig, presterend en vervlochten als participerend aan het werk en dient deze waarden te borgen in haar archivering. In 2016 verscheen het rapport Het puberbrein van de overheid van de Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor cultuur waarin zij het volgende stellen: 'De infor matiehuishouding van de overheid is sterk in beweging. Overheidsorganen raken steeds meer verknoopt en informatie wordt vaak gedeeld tussen verschillende part ners in een keten. Daarmee worden de risico's op informatieverlies, onzorgvuldige of juist overcomplete archivering groter. De Raad voor Cultuur en de Raad voor het openbaar bestuur stellen in dit advies vast dat het informatiebeheer bij de overheid op dit moment nog grote tekortkomingen heeft. Er wordt stelstelmatig te weinig en te laat nagedacht over de informatieafhankelijkheid die samenwerking in ketens met zich mee brengt. De raden dringen erop aan dat informatiebeheer en archivering geherwaardeerd en geherstructureerd worden'.7 Ook hier zien we sterk de aandacht terug voor de perspectieven van de 'vervlochten overheid' en de 'participerende overheid', waarin ketens en netwerken van verschillende partijen centraal staan. Onvoldoende inspringen op deze nieuwe perspectieven en ontwikkelingen leidt volgens deze instanties tot risico's op informatieverlies en onzorgvuldige archive ring. De huidige gemeentelijke en intergemeentelijke selectielijst is voornamelijk gebaseerd op het beeld van de rechtmatige en presterende overheid, en is in mindere mate geënt op de verdere ontwikkeling van de vervlochten of participerende over heid. In de toekomst is het belangrijk om hier discussies over te blijven voeren en de selectielijst steeds aan te passen. Door de selectielijst te baseren op de meervoudig heid van de overheid, wordt de mogelijkheid gecreëerd om los van de dominante paradigma's en de daarmee samenhangende beelden van bestuur op evenwichtige wijze nadruk te leggen op verschillende elementen van de selectielijst. Door rekening te houden met verschillende invullingen van de overheid wordt de selectielijst dynamischer en daardoor bestendiger voor veranderingen in de toekomst. De vraag die daarbij voor ligt is natuurlijk of het lukt om 'de selectielijst voor de komende jaren' te vinden, of dat de dynamiek en onzekerheid daarvoor eenvoudigweg te groot zijn. In dat laatste geval ligt het voor de hand om een selectielijst te maken die beweeglijk is en die in zijn basis zo is opgebouwd dat hij kan meebewegen met de te verwachten onbekende dynamiek: datgene wat er nog niet is, waarvan we de inhoud ook niet kennen, maar waarvan we nu al weten dat het er aan zit te komen. We weten niet hoe de context van de overheid zich gaat ontwikkelen, maar dat het sterk bij het oude - de eerste twee perspectieven - zal blijven is bijna onvoorstelbaar. Een schokbestendige selectielijst kan dan op twee manieren ontstaan: ofwel door het vinden van categorieën die in dusdanig stevig beton gegoten zijn dat ze elke klap kunnen weerstaan, ofwel door het bouwen van categorieën en structuren die lenig, beweeglijk en flexibel genoeg zijn om mee te veren met wat er allemaal gaat gebeuren zónder daarbij hun ordenende kracht te verliezen. Het beeld van de overheid zoals beschreven in het vierde perspectief - die ook in mindere mate aanwezig is in het derde perspectief - is dus meer dan alleen een anders denken over gegevensopslag. Zo ligt er achter de concrete vraag naar een selectielijst ook een dieper liggende vraag naar de rol van de overheid in een verande rende samenleving. Gaat het om een vernieuwd en geactualiseerd instrument om het organisatiemodel zoals het nu in de overheidsorganisatie verankerd ligt te onder steunen, of krijgen we (ook) via de lijn van de archivering nieuw zicht op een meer fundamentele verandering van de overheid? Veranderende maatschappelijke ont wikkelingen stellen nieuwe kwesties aan de orde waar de overheid mee geconfron teerd wordt. In dit essay hebben wij getracht de veranderingen vanuit bestuurskundig perspectief nader te duiden. Daarbij is het niet alleen van belang dat de geactualiseer de selectielijst rekening houdt met de meervoudigheid van de overheid, maar ook na te denken over de toekomst van het archiefbeheer. Dat archiefbeheer in essentie gaat om het behouden en bewaren van wat in het meer of minder recente verleden is geproduceerd, betekent niet dat dat moet gebeuren in een op dat recente verleden gebaseerde structuur. Integendeel, juist om nog lang het verleden te kunnen bewaren is het misschien nodig om te anticiperen op de richting waar ontwikkelingen naar toe bewegen: 'Bewaren hoe het was, maar volgens de principes van hoe het wordt'. Dat geeft stof voor een debat op bestuurlijk niveau over de invulling van het archief beheer van de overheid. nieuwe trends en ontwikkelingen 6 Interprovinciaal overleg (IPO), Plan van aanpak gezamenlijke provincies en IPO Programma Andere Overheid (2004) 3, http://www.ipo.nl/files/3113/5722/8546/232.pdf. 7 Raad voor het openbaar bestuur en Raad voor Cultuur, Het puberbrein van de overheid. Informatiebeheer in ketensamenwerking (Den Haag 2016) 2. 184 185

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 94