daphne bressers, nancy chin-a-fat en mark van twist betekenisvol bewaren bij
een veranderende rol van de overheid
In dit perspectief gaat het om netwerksturing, waarbij minder het strak managen
van de interne beleidsvorming en de eigen uitvoering centraal staan en meer het
managen van interacties tussen partijen. Dat betekent dat de overheidsorganisatie
als eenheid weliswaar intact blijft, maar dat publieke waarde meer tot stand komt in
verbanden met andere partijen dan vanuit de eigen organisatie. Publieke doelen
worden niet gerealiseerd vanuit de eigen organisatie, maar in bredere arrangementen
waarin naast de overheid ook anderen participeren. Invulling geven aan sturing is
dan primair een zaak van overleg, onderhandeling en het sluiten van afspraken
tussen betrokken en belanghebbende partijen. Dat beperkt zich niet tot het hiërar
chisch aansturen van de andere partijen of het uitzetten van opdrachten. Die vorm
van samenwerking past veel meer bij het hiervoor beschreven perspectief. Bij net
werksturing wordt de sturing geopend voor inbreng van anderen, in de vorm van
meepraten en meedenken, maar ook in meedoen. De overheid probeert zich letterlijk
te hervormen en zich te plooien naar de aard van complexe maatschappelijke vraag
stukken. Nog steeds vanuit de overheid geredeneerd, maar steeds meer in samenwer
king met actoren binnen en buiten de overheid, met aandacht voor het managen van
deze interacties. Via beleid worden maatschappelijke voorkeuren vertaald in gemeen
schappelijke projecten in een netwerk van actoren. Beleidsuitvoering krijgt dan vorm
als een coproductie van publieke en private partijen die samen invulling geven aan
beleid.
Overheidshandelen is verbonden en zelfs vervlochten met andere partijen. Het gaat
om verschillende vormen van samenwerking met relevante actoren uit het netwerk -
soms andere overheden, vaak ook bedrijven, maatschappelijke partijen, of groepen
burgers. Archiefbeheer blijft essentieel om verantwoording af te kunnen leggen over
de uitvoering van wettelijke bevoegdheden en taken, maar de nieuwe samenwer
kingsvormen roepen tegelijkertijd het vraagstuk op wie er eigenlijk verantwoordelijk
is voor (welk deel van) het (gedeeld) archiefbeheer. Vanuit dit perspectief bezien is
de overheid partij in een netwerkarrangement en is het voor het begrijpen van en
verantwoording afleggen over het handelen nodig om dat arrangement in beeld te
brengen. Het gaat om de eigen organisatie en de eigen werkprocessen, maar daar
houdt het niet bij op. De relaties met de buitenwereld, en de informatie die daarin en
daarover geproduceerd wordt, maken onderdeel uit van de relevante informatie voor
het archief van de overheid. Ook als het informatie van niet-overheden betreft.
Belangrijk hierbij is dat er veel verschillende soorten en vormen van netwerken zijn.
In elk netwerk waarin de overheid opereert verschillen de partijen, de onderlinge
relaties en de bijbehorende belangen en afhankelijkheden. Het in kaart brengen van
de verschillende netwerken waarin de overheid opereert maakt inzichtelijk wat voor
het betreffende netwerk de essentiële informatieknooppunten zijn. Het is van belang
om een netwerkanalyse te maken, en zo het omliggende, relevante netwerk voor de
uitvoering van overheidstaken zichtbaar te maken. Dat betekent ook dat standaardi
sering lastig is, omdat andere overheden in andere netwerken zullen opereren,
waarin de verhoudingen steeds net weer anders liggen en ook met de tijd veranderen.
De overheid zal afhankelijk van het soort netwerk zich steeds anders positioneren,
maar telkens is het van belang dat er afspraken worden gemaakt over waar de verant
woordelijkheid ligt voor het archiefbeheer.
2.4. De participerende overheid: 'Societal Resilience'
Het societal resilience-paradigma heeft betrekking op de ontwikkeling dat er in
toenemende mate initiatieven vanuit de samenleving zijn te onderscheiden, die zich
richten op het realiseren van publieke waarden.4 De verhouding tussen de overheid
en de samenleving verandert en deze nieuwe verhouding wordt geduid aan de hand
van verschillende termen, zoals de vitale samenleving, burgerkracht, energieke
samenleving, zelfsturing, actief burgerschap, doe-democratie, doe-het-zelf-democra-
tie, maatschappelijk initiatief, burgerinitiatief en sociaal ondernemerschap. Het
creëren van maatschappelijke waarde wordt minder een zaak van de overheid en
meer van de burger zelf. De organisatie van de overheid kenmerkt zich door afstande
lijkheid, bescheidenheid en een faciliterende rol ten aanzien van de initiatieven. Via
beleid worden maatschappelijke initiatieven door burgers en bedrijven van kaders
voorzien en waar nodig ondersteund. De uitvoering van beleid is zo een activiteit en
een verantwoordelijkheid die niet zozeer bij de overheid ligt, maar in eerste instantie
bij burgers en bedrijven zelf berust. Niet in de zin dat burgers voortaan het overheids
beleid gaan uitvoeren, maar dat zij uit eigen beweging activiteiten ondernemen die
samen invulling geven - en deels ook niet - aan de doelen die de overheid zichzelf
heeft gesteld. Bestuurskracht is dan niet wat de overheid zelf doet, maar wat er in
de maatschappij allemaal gebeurt. Daarmee verandert dus de manier waarop de
productie van publieke waarde plaatsvindt, maar blijven tevens de klassieke waarden
voor goed bestuur van kracht. Politieke verantwoording is onverminderd nodig, net
zoals transparantie over de besteding van middelen, gelijke behandeling en andere
beginselen van goed bestuur nog steeds overeind staan - inclusief de doorvertaling
ervan in de verantwoordelijkheid tot goed archiefbeheer. Tegelijkertijd wijzigt de
beantwoording aan deze normen sterk door de veranderende manier van productie
van publieke waarde: van onderop, door anderen, op eigen initiatief, lang niet altijd
in beeld bij de overheid en al helemaal niet onder directe aansturing van de overheid.
Dat heeft dus onmiskenbaar consequenties voor de inrichting van het archiefbeheer.
Maatschappelijke initiatieven spelen zich wel af in het publieke domein, maar vallen
niet direct onder de wettelijke bevoegdheden en taken van de overheid. De overheid
is op zichzelf niet wettelijk verantwoordelijk voor het archiefbeheer van maatschap
pelijke initiatieven, tenzij het maatschappelijk initiatief een beroep doet op een
product of dienst van de overheid. Dan valt het deel waarvoor de overheid verant
woordelijkheid draagt onder de wettelijke plicht tot goed archiefbeheer.
Archiefbeheer blijft evenwel ook in deze participerende rol van de overheid cruciaal
om de rechtmatigheid van overheidshandelen te waarborgen. De overheid kan
kiezen voor een heel krappe definitie van de archivering en alleen archiveren wat
zij zelf doet. Dan wordt de publieke waarde beperkt tot hetgeen de overheid zelf doet
en dat is vanuit dit perspectief bezien steeds minder. Het deel dat buiten de directe
controle van de overheid gebeurt - wat meer en meer relevant is - blijft dan buiten
beschouwing.
Het is de vraag of een dergelijk krappe definitie de oplossing is. Moet voor een rijk,
goed en nuttig archief niet juist ook de informatie uit en over deze maatschappelijke
initiatieven bewaard worden? Als daar een belangrijk deel van de publieke waarde
nieuwe trends en ontwikkelingen
180
4 M. van der Steen en M. van Twist, Op weg naar de doe-het-zelfdemocratie. Van burgerparticipatie naar overheids-
participatie (Den Haag 2008); I. Verhoeven en E. Tonkens, 'Bewonersinitiatieven: partnerschap tussen
burgers en overheid', B M: Tijdschrift voor Beleid, Politiek en Maatschappij 38 (2011) 419-437; P. Hilhorst en
J. van der Lans, Sociaal doehetzelven: de idealen en de politieke praktijk (Amsterdam/Antwerpen 2013); G.
Stoker, 'Public value management: a new narrative for networked governance?', American Review of Public
Administration 36 (2006) 41-57.
181