frank scheelings en ward vansteenkiste selectie als breekijzer in de beleidsstrategie. casus: het selectieproject van de vrije universiteit brussel instellingsbreed records continuum beleid op de universiteit bleek geen vruchtbare piste. Het project had eigenlijk duidelijk gemaakt dat de meeste partners niet klaar waren voor de automatisering van hun administratie. Dit stond in schril contrast met de dagelijkse praktijk, waarbij de personeelsleden ongebreideld gebruik maakten van de computers om hun dagelijkse administratie af te handelen. Daar stond tegenover dat er veel ervaring en expertise was opgedaan met de auto matisering van het documentbeheer en de menselijke factoren van de implementa tie van informatiesystemen. Eén van de vaststellingen was dat het documentbeheer in diverse diensten te weinig geregeld was en er dus andere pistes bewandeld moesten worden om de massa digital born documenten en dossiers onder controle te brengen. Het project bewees ook dat er een nieuwe strategie voor het uitrollen van een beleid voor documentbeheer nodig was. Terwijl de archivaris allerlei pogingen had gedaan om actuele en naderende problemen in verband met het documentbeheer op te lossen, was het belang van de problematiek niet tot de hoogste beleidsregionen doorgedrongen. Het management verbond de archiefproblematiek nog altijd met de papieren omgeving. In verband met informatisering hielden de beslissers geen rekening met het archiefbeleid en namen daardoor nogal eens ad hoc beslissingen die het archiefbeleid feitelijk doorkruisten. Het hoger management moest dus overtuigd worden van het belang van een goed documentbeheer, de band met de automatisering zien en zich realiseren dat ze ook een verantwoordelijkheid had op het vlak van documentbeheer. De notie dat een degelijk documentbeheer de univer sitaire administratie kon dienen en kwalitatief kon verbeteren, moest dus groeien in het complexe organisatorische geheel van de universiteit. Om de beleidsmakers te sensibiliseren moest er een aspect van documentbeheer worden aangepakt dat een meerwaarde voor hen had, dat in hun ogen een interessante verbetering inhield en dat een positieve boodschap mogelijk maakte. Voor de archivaris moest daarbij de focus gelegd worden op een cruciaal aspect van het documentbeheer, zodat hij zijn beleid instellingsbreed kon laten doordringen. Het opzetten van een selectiebeleid voldeed aan al deze voorwaarden, zoals hierna wordt aangetoond. 2.3. Naar een nieuw project: selectie als gangmaker van het documentbeheer In 2008 kreeg de universiteit een nieuwe rector, die streefde naar een nieuwe organi satiecultuur. Voor het eerst werd een strategisch beleidsplan opgesteld en werd aan de diensten gevraagd om deelbeleidsplannen in te dienen. Bovendien werden er mogelijkheden voorzien om projectvoorstellen in te dienen die de werking van de universiteit zouden verbeteren. Onder de beleidsdoelstellingen werd het effectiever en efficiënter inzetten van de (personele, financiële, logistieke, technologische en infrastructurele) middelen genoemd, tezamen met het verhogen van de transparan tie van de administratie. In dat kader lanceerde de archivaris een projectvoorstel voor een nieuw selectiebeleid. Ondanks vroegere aanzetten was hier door personeels gebrek in het verleden te weinig aandacht aan besteed. De opzet van het project was: de bewaar- en vernietigingstermijnen van reeksen gevormd en bijgehouden door de VUB-administratie vast te leggen. Het ging hierbij zowel om reeksen van administratieve en facultaire diensten als om reeksen onder wijs- en onderzoeksdocumenten van academisch personeel en wetenschappelijke centra. Naast reeksen die bewaard werden in de depots van het Universiteitsarchief, dienden tevens reeksen die zich in centrale en/of decentrale informatiesystemen bevonden, in kaart te worden gebracht. De klemtoon werd bewust gelegd op schoon schip maken, waarbij tegelijkertijd een instellingsbreed selectiebeleid kon worden 168 geïmplementeerd. Maar het project moest tevens dienen om de vitale documenten die de universiteit produceerde, veilig te stellen. Hiermee sloot het project aan bij de automatiseringsproblematiek, want als de selectietermijnen bekend waren, konden die ook gelden in de geautomatiseerde omgeving. Bij het opstellen van het projectvoorstel werden verschillende strategische en prak tische doelstellingen voor de instelling geformuleerd: de archiefvorming en -procedures van de verschillende archiefvormers moesten in kaart worden gebracht, waardoor ze sneller archieven konden afstoten, hetgeen bureauruimte zou opleveren. Dit was een belangrijk aspect voor het management, want bureauruimte in Brussel was (en is nog altijd) duur en de universiteit kampte met een plaatstekort. Hiermee sloot het project dus op een positieve manier aan bij hun beleidsdoelstellingen. enkel vitale bewijskrachtige stukken zouden nog worden bewaard.34 Ballast zou dus niet langer meegesleept worden. De werking van de administratie zou bijgevolg efficiënter en transparanter worden. Dit was tevens een objectief van het management. de diensten zelf zouden na afloop van het project beschikken over een overzicht van hun taken en reeksen. Zeker op de grote diensten ontbrak dat nogal eens, omdat veel medewerkers sterk individueel werkten. Bovendien zou duidelijk worden welke documenten tijdelijk en welke permanent bewaard moesten blijven. Voor het Universiteitsarchief had het project ook voordelen: het project was het goede moment om de overdrachtsprocedure te herzien. Verbeteringen daaraan verhoogden de efficiëntie van de dienstverlening en de motivatie van het personeel. aan de hand van de bewaar- en vernietigingstermijnen konden toekomstige overdrachten beter worden ingeschat. de selectielijsten hielpen om de overvolle archiefdepots op een systematische manier te zuiveren van onnodige ballast. Bij het ontstaan van het Universiteitsarchief was de nood om archieven van de diensten over te nemen bijzonder groot geweest. De nadruk lag toen op overdracht, in de hoop om in een rustiger periode een selectiebeleid uit te tekenen. Omdat het Universiteitsarchief onderbemand was, bleef de noodsituatie echter perma nent voortbestaan en hinkten selectie, registratie en inventarisatie achter. Het selectieproject liet toe opnieuw controle te nemen en de achterstand op een structurele manier af te bouwen, wat de toegankelijkheid ten goede zou komen. Tot slot legde dit project opnieuw de band met een duurzame automatisering. Het in kaart brengen van selectietermijnen werd beschouwd als een voorbereidende stap en voorwaarde voor een beleid inzake digitale duurzaamheid. Bij elke digitale reeks dient immers een vernietigingstermijn op voorhand gekend te zijn, opdat de juiste technische maatregelen (formaten, systemen, metadata) genomen kunnen worden om de verplichte bewaartermijn van vitale reeksen te garanderen. Ter ondersteuning van de automatisering konden deze vernietigingstermijnen dan direct in de informa tiesystemen worden ingevoerd, voor zover deze hier mogelijkheden voor hadden. 169 praktijk 34 Onder vitale bewijskrachtige stukken verstaan wij de archiefstukken die bewijs leveren en bewaard moeten worden omdat ze handelen verantwoorden en werkprocessen ondersteunen, omdat ze rechten bewijzen, of omdat ze een bron zijn voor politieke, economische, sociale en culturele (historische) kennis. Vitale bewijskrachtige documenten zijn niet te verwarren met 'vital records', waarmee de registratie van geboortes, huwelijken en overlijdens bedoeld wordt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 86