frank scheelings en ward vansteenkiste selectie als breekijzer in de beleidsstrategie. casus: het selectieproject van de vrije universiteit brussel organisatiecultuur is verder opgepakt in projecten zoals het DISSCO-project (cf. infra)27 en door InterPARES 2.28 Dit laatste project geeft een interessante toolbox om de organisatiecultuur van de eigen instelling te bepalen. In de casus is die organisatiecultuur diepgaand onderzocht, en is er gebruik gemaakt van de opgedane kennis, maar ze is te specifiek om van waarde te zijn voor dit artikel. Eerst wordt een korte profielschets van de casus gegeven. Daarna volgt de voor geschiedenis van het project en hoe het idee ontstond om selectie als gangmaker te gebruiken. Vervolgens schetsen we de scope, de werkwijze en het verloop van het project, om af te sluiten met de verworvenheden en resultaten. 2.1. Profielschets van de casus De VUB werd in 1970 opgericht en is een universiteit met verschillende campussen. Ze heeft acht faculteiten en bood in de periode dat het project liep (2009-2012) een kleine 30 bachelors- en een 90-tal masteropleidingen aan. Ze had in 2009 ruim 10.000 studenten; in het academiejaar 2015-2016 waren dat er 14.750. Er zijn in de besproken periode ongeveer 50 diensten, 70 onderwijseenheden, 130 onderzoeks groepen en 25 studentenkringen. De Universiteit heeft zowel een associatie met de Erasmushogeschool Brussel als een samenwerkingsovereenkomst met de Université Libre de Bruxelles (ULB). De universiteit is een privaatrechtelijke instelling en dus niet onderworpen aan de Archiefwet,29 noch aan het Archiefdecreet van de Vlaamse Gemeenschap van 9 juli 2010. Bij de oprichting werd bepaald dat de Secretaris van de Raad van Bestuur de archieven zou bijhouden, waardoor een semi-dynamisch archief van de belangrijkste raden ontstond. Door de snelle groei volstond dit niet; in 1990 werd het Universiteitsarchief opgericht, dat instellingsbreed opereert. In de besproken periode werkten er twee vaste personeelsleden op de dienst; met de projectmedewerker meegerekend drie. 2.2. Voorgeschiedenis van het project: naar een automatiseringsbeleid In 1999 schreven de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden (DWTC) een projectenronde uit, waarbij ze uitgebreide mogelijkheden boden om de automatisering van wetenschappelijke instellingen te onderzoeken. Verschillende archivarissen-documentbeheerders zagen hier een kans om met hun instelling mee te gaan in de automatiseringstrend. Er werd een brede alliantie gevormd tussen de universiteitsarchieven van de VUB30 en van de ULB, het Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (SOMA), het archief van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, de onderzoeksafdeling ICT van de Université Notre Dame de la Paix in Namen en de ICT-afdeling van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI). Ze kwamen samen in het DISSCO-project (Document Management, Integrated System for Scientific Organisations) om een systeem voor geautomatiseerd documentbeheer in hun instellingen op te zetten. Dat was toen innovatief, want vergelijkbare systemen als Alfresco zouden pas later het licht zien. Na zes projectjaren (2000-2006) was de software af.31 De algemene projectresultaten bestonden uit een methodologie om een analyse te maken van de 166 administratieve productie (documentanalyse) uitgaande van de organisatiecul- tuur,32 een metadatamodel voor de software, een metadata mapping-schema, een aantal software requirement documents om de processen die de diverse instellingen wilden automatiseren te kunnen vertalen naar de software, en tenslotte het docu mentbeheerssysteem zelf en de documentatie. Uiteraard kon het systeem alle facet ten van archief- en documentbeheer, waaronder selectie en vernietiging, beheren. Omdat DISSCO open source was, werden de technische gegevens vrijgegeven. Ondanks het voornemen om de software bij zes van de zeven partners te introdu ceren, gebeurde dit slechts bij één partner. De vraag rijst direct: waarom? Aan de middelen kon het niet liggen. Omdat het een DWTC-project was, werd het betaald met DWTC-middelen. Aan de structuren kon het op het eerste zicht evenmin liggen. Er waren in elke instelling kleine implementatiegroepen voorzien, die betrokken waren bij de gegevensverzameling. Ze bestonden enerzijds uit de vorsers van het project en anderzijds uit ambtenaren. In de meeste instellingen waren deze groepen enthousiast. De werkwijzen van de diverse instellingen konden in het systeem geïmplementeerd worden, zodat het generiek was. Deze groepen verzorgden ook de band met het hoger management, dat van bij het begin van het project om steun was gevraagd. Deze steun was in officiële commissies gegeven. Helaas bleek het moeilijk om de vertegenwoordigers van het hoger management blijvend bij de projectgroepen te betrekken. In sommige instellingen konden de vertegenwoordigers maar weinig tijd vrijmaken voor het project, maar toen de beleidsmakers zagen welke impact het project op de werking kon hebben, vreesden enkelen de grip op de administratie te verliezen. Er was ook te weinig doorstroming van de communicatie naar het volledi ge management. Het project leefde daardoor wel in de diensten, maar minder bij het management. In het geval van de VUB zorgde de opvolging en bevoegdheidsverande ring van enkele directeuren ervoor dat de communicatie niet doorstroomde. Toen de software geïmplementeerd moest worden, was het hoger management dan ook verrast. Bovendien had het op dat moment gekozen om een campusbeheersysteem aan te kopen, en wilde men zo veel mogelijk middelen daarop inzetten.33 Een docu mentbeheersysteem leek hen daaraan ondergeschikt. De meerwaarde van het documentbeheersysteem werd ook niet goed begrepen, want de problematiek van het geautomatiseerde documentbeheer lag bij de diensthoofden, bij het middel management dus, en niet bij het hoger management. Het middelmanagement was niet in staat om voldoende te wegen op de besluitvorming. De ICT-afdelingen van de instellingen stonden dan weer niet te springen om hun medewerking te verlenen bij de implementatie, want zij waren al overbelast en zagen er tegenop om het beheer van een nieuwe software te moeten overnemen na het project. Ondanks diverse inspanningen om de implementatie aan de VUB te vervolledigen konden te weinig middelen gegenereerd worden om een duurzame post-projectstructuur op te zetten. Alleen in het KMI, waar de ICT-dienst zelf als partner fungeerde, werd de software geïmplementeerd en voor diverse toepassingen succesvol gebruikt. Het spreekt vanzelf dat de VUB-archivaris teleurgesteld was. De technische oplossing -hoewel voldoend aan allerlei standaarden - als breekijzer voor het opzetten van een 167 praktijk 27 F. Scheelings en P. Temmerman, 'Developing a records management system: Human and technical challenges', in: M. Procter en C. Williams, Essays in honour of Michael Cook (Liverpool 2003) 29-45. 28-Zie: Digital Records Pathways. Topics in digital preservationModule 3: Organizational culture and its effect on Records Management, (InterPARES, concept juli 2012) 39 en verder, http://interpares.org/ip3/display_file. cfm?doc=ip3_canada_gs12_module_3_july-2012_DRAFT.pdf (geraadpleegd op 19 september 2016). 29 Archiefwet van 24 juni 195 5 (B.S. 12-08-195 5), gewijzigd bij wet van 6 mei 2009 (B.S. 19-05-2009). 30 Voor de VUB was ook de Masteropleiding Archivistiek partner. 31 B. Huynh, A. Jonckheere, F. Scheelings, S. Waeyenbergh, P. Temmerman en D. Devriese, DISSCO: Document Management, Integrated System for Scientific Organisations. Project report final (Brussel 2007). 32 De aandacht voor de culturele en de politieke analyse onderscheidde de DISSCO-methodologie van de Australische DIRKS methodologie en van de methodolgie van Shepherd en Yeo. E. Shepherd en G. Yeo, Managing records: a handbook of principles and practice (Londen 2003) 30-71. 33 Ondanks de grootse opzet van het campusbeheerssysteem en de middelen die eraan gespendeerd zijn, werd uiteindelijk duidelijk dat het systeem niet aan de verwachtingen kon beantwoorden en werd het project in 2008 stopgezet.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 85