het informatiedomein, en de mogelijkheden van dataregistraties en dataverwerking
nog steeds verder gaan. Na analyse van nieuwe vormen van selectie uit de
Engelstalige literatuur bepleit Jeurgens om de toepasbaarheid van een meer prag
matisch selectiemodel, zoals curation, nader te verkennen.
Kate Cumming en Ann Picot bespreken in 'Appraisal 2016: Australian perspectives
on digital drivers and directions' een aantal belangrijke uitdagingen waarmee archi
varissen vandaag de dag te maken krijgen door nieuwe technieken en op internet
gebaseerde infrastructuren, zoals cloud-based systems, blockchain technology en big
data. Ze betogen dat in de digitale omgeving waarin we werken proactieve waarde
ring, een innovatieve benadering die meer dan 20 jaar geleden werd vastgelegd in een
Australian Standard (AS 4390-1996), nog steeds aan de orde is, ondanks de totaal
verschillende context van archief- en documentbeheer.
Is archiefselectie in een digitale wereld nog noodzakelijk? De twee bijdragen die het
hoofdstuk over Theorie besluiten, geven een tegengesteld antwoord op deze vraag.
In 'Wie slim is, selecteert. Ook digitaal!' neemt Filip Boudrez hierover een duidelijk
standpunt in en somt hij een aantal factoren op die waardering van digitale infor
matie ter beperking van de omvang absoluut noodzakelijk maken. Hij ondersteunt
zijn betoog met diverse voorbeelden uit de praktijk.
Titia en Bram van der Werf beweren daarentegen dat informatieovervloed geen
bedreiging is en dat onbeperkte opslag mogelijk en betaalbaar is en zal blijven. In
'Papieren tijgers in de digitale jungle: over het bewaren van overheidsinformatie'
benadrukken ze de rol van informatiegebruik en -gebruikers, een aspect van archief-
zorg dat volgens hen vaak veronachtzaamd wordt door archivarissen.
Het tweede hoofdstuk over Praktijk bevat vijf bijdragen en handelt over concrete
voorbeelden uit België, Nederland, en Duitsland.
Kathleen Devolder en Filip Strubbe schetsen in 'De selectie van federale overheids
archieven in België' de gecompliceerde context van archieftoezicht door het
Belgische Rijksarchief: het wettelijk kader, de organisatie en de manier waarop het
instrumentarium, en met name de selectielijsten voor de federale overheid, tot stand
komen. De selectiemethode wordt toegelicht en geïllustreerd aan de hand van een
specifieke casus: de selectie van de individuele vreemdelingendossiers uit de jaren
1839-1951.
Sinds het Jaarboek 2004 is in Nederland inzake waardering en selectie een en
ander in beweging gebracht. Het rapport Gewaardeerd Verleden. Bouwstenen voor een
nieuwe waarderingsmethodiek voor archieven, dat in 2007 verscheen, heeft een
nieuwe impuls gegeven aan het denken over methodes en instrumenten, zowel op
nationaal als lokaal niveau.
In 'De stad op waarde: actieve en participatieve verwerving van particulier digitaal
archief door het Stadsarchief Amsterdam' beschrijven Mirjam Schaap en Emmy
Ferbeek hoe zij de prospectieve trendanalyse inzetten voor de waardering en selectie
van particuliere archiefvormers waarvan zij de archieven willen verwerven en hen
met het oog hierop adviseren en faciliteren op het vlak van hun informatiebeheer.
Het Nationaal Archief heeft de in Gewaardeerd Verleden aangereikte brede visie,
methode en instrumenten uitgebreid getest en ermee geëxperimenteerd. Om
verschillende redenen is echter op dit moment gekozen voor voortzetting van het
bestaande selectiebeleid en dit aan te vullen met een nieuw instrument: de hotspot
monitor. Annemieke Kolle en Florence Limburg beschrijven in 'Van trendanalyse
naar hotspot-monitor' het afgelegde proces dat heeft geresulteerd in het ontstaan, de
ontwikkeling en implementatie van dit instrument.
Isabel Taylor deelt in 'A Hydra-like Russian Doll: Appraising and describing the
shared drive of a Staatliches Schulamt' de bevindingen van haar solo-project in het
Landesarchiv Baden-Württemberg met het waarderen en selecteren van een com
plexe digitale mappenstructuur op een gedeeld schijfstation van een regionale
onderwijsinspectie.
Frank Scheelings en Ward Vansteenkiste bespreken in 'Selectie als breekijzer in de
beleidsstrategie. Casus: het selectieproject van de Vrije Universiteit Brussel' een
project dat liep op de Vrije Universiteit Brussel van 2009 tot 2012 met als doel de
grote archiefachterstanden weg te werken en tegelijkertijd meer controle te krijgen
op het documentbeheer van de universiteit. Met het project werd een zekere
awareness gecreëerd bij de verschillende diensten en zijn de kiemen gezaaid voor
een nieuw beleid inzake digitale duurzaamheid.
Het derde hoofdstuk Nieuwe trends en ontwikkelingen begint met een bijdrage van
Daphne Bressers, Nancy Chin-A-Fat en Mark van Twist. In 'Betekenisvol bewaren bij
een veranderende rol van de overheid' beschrijven de auteurs wat de in de bestuurs
kunde onderscheiden rollen voor de overheid voor effect kunnen hebben op het
selectiebeleid. Ze bepleiten een combinatie van invalshoeken om de Nederlandse
selectielijsten dynamischer en resistenter te maken.
Eef Masson's 'Appraisal and Selection in Moving Image Archives: Legacy and
Transformations' geeft een alomvattend historisch overzicht van de benaderingen
die archivarissen van bewegend beeld hebben gekozen bij de selectie van filmmateri
aal voor blijvende bewaring. Ze schetst interessante inzichten over de waardering
van audiovisuele archieven nu en in de toekomst aan de hand van twee casussen, die
ze heeft uitgevoerd bij respectievelijk het EYE Filmmuseum in Amsterdam en het
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum.
De bijdrage van Quincy Oeyen en Katlijn Vanhee 'Naar een onderbouwd en werk
baar waarderingsbeleid voor de Vlaamse overheid' is gewijd aan de taken, rol, samen
stelling en werkwijze van de selectiecommissie Vlaamse overheid, die in 2015 werd
ingesteld voor de archieven van de instellingen en rechtspersonen die ressorteren
onder de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. Zij belichten onder meer
de vele voordelen van het werken in commissievorm voor het waarderen van over
heidsinformatie.
Samenwerking en overleg staan ook centraal in de laatste bijdrage van dit jaarboek.
In 'Van driehoeksoverleg naar strategisch informatieoverleg' geeft Robbert Jan
Hageman aan dat de procedure die sinds 1972 in Nederland werd gevolgd voor het
opstellen van selectielijsten na verloop van tijd niet meer optimaal was. In 2013 is
daarom een nieuw type overleg ingesteld, dat gesitueerd is op een hoger niveau in de
organisatie en waarin naast de archiefvormer en de archivaris ook de archief
gebruiker is vertegenwoordigd. De auteur beschrijft de geleidelijke invoering van het
strategisch informatieoverleg en de eerste ervaringen met de nieuwe aanpak.
inleiding
X
XI