Inleiding
waren de keuzes van de onderzoekers om betekenisvolle uitspraken te kunnen doen.
Wat neem je wel en wat neem je niet mee in je berekeningen? Zijn signalen die
worden verzonden maar niet worden opgemerkt en nooit worden gedecodeerd bij
voorbeeld ook informatie? Je komt al gauw op filosofische kwesties die vergelijkbaar
zijn met het aloude vraagstuk van een vallende boom op een onbewoond eiland.
Produceert zo'n vallende boom geluid als niemand de signalen waarneemt? Zijn
tv-signalen informatie ongeacht de vraag of iemand ze opvangt, decodeert en
bekijkt? Het perspectief van waaruit de onderzoeker naar signalen kijkt, is bepalend
voor de vraag wat wel en wat niet als informatie wordt beschouwd. Deze voorbeelden
lijken op het eerste oog misschien vergezocht, maar in essentie niet veel anders dan
het debat over waardering en selectie. Het is voor archiefwetenschappers en archief
professionals belangrijker dan ooit om het perspectief van waaruit wordt gewerkt te
definiëren en de maatschappelijke waarden die ze proberen vorm te geven duidelijk
te communiceren. Gaat het over data, informatie of archief? Archiefwetenschappers
Upward, Reed, Oliver en Evans stelden onlangs dat de archiefprofessie in een crisis
verkeert omdat de professionals niet kunnen uitleggen 'what a record as a thing is as
our conceptual understanding of it blurs into data, documents, information, the
archive and the plurality of archives'.11 Het model van het records continuum helpt
nog steeds te begrijpen waarom het zo belangrijk is die context te kennen van
waaruit archief wordt gevormd, gebruikt en mogelijk wordt gewaardeerd en geselec
teerd. Archivarissen zijn immers primair managers van context. Het specifieke
handelingsperspectief bepaalt welke vastgelegde gegevens als archiefbescheiden
kunnen worden bestempeld; archiefbescheiden waarmee het vervolgens mogelijk is
om dat specifieke handelen te kunnen reconstrueren. Afhankelijk van de context
waarbinnen een archiefspecialist werkt, zal waardering en selectie meer of minder
waarde toevoegen. Een scherpe omschrijving en een scherp bewustzijn van het object
en perspectief van handelen is vereist om een Babylonische spraakverwarring te
voorkomen waarbij data, documenten, informatie en archief allemaal op dezelfde
hoop belanden. Een betekenisvolle discussie over waardering en selectie kan alleen
dan plaatsvinden. Ik denk dat dit jaarboek daar zeker aan bijdraagt.
Charles Jeurgens
In jaarboek 2004 van de Stichting Archiefpublicaties (S@P) getiteld Selectie.
Waardering, selectie en acquisitie van archieven werd in de inleidende tekst al gezin
speeld op een vervolgeditie.1 Ook in de bijdragen was tussen de regels te lezen dat een
tweede publicatie over dit onderwerp kon worden verwacht. Veel auteurs benadruk
ten immers dat het archieflandschap heel snel aan het veranderen was door het
almaar toenemende gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologie.
In het afgelopen decennium is de digitale transformatie van de manieren waarop we
communiceren, werken en ons leven organiseren alleen maar verder gegaan in een
steeds sneller tempo. Dat heeft onvermijdelijk gevolgen voor de methoden, technie
ken en dagelijkse praktijk van archiefvormers, archivarissen en archiefgebruikers.
Ook het denken over uitgangspunten en doelstellingen van waardering en selectie
heeft niet stilgestaan. Waardering is volgens velen het meest tijdgevoelige van alle
archieffuncties, aangezien het steeds de waarden, overtuigingen en wereldbeelden
weerspiegelt van degenen die erover nadenken en het in de praktijk toepassen.2 Het
is dus de hoogste tijd om in een nieuw jaarboek aandacht te schenken aan recente
ideeën, modellen, strategieën en praktijken van archivarissen en andere informatie
deskundigen. Dankzij de inzet van 22 auteurs zijn in 2016 en 2017 de veertien artike
len van deze uitgave afgerond. De bijdragen zijn zowel Engels- als Nederlandstalig om
zo een breder publiek te betrekken in een dialoog die globaal is geworden, ook al zijn
de problemen en oplossingen lokaal van aard.
Verschillende aspecten van de selectieproblematiek komen aan bod. Naar analogie
met het vorige jaarboek over selectie onderscheiden we drie hoofdstukken, die
respectievelijk zijn gewijd aan Theorie, Praktijk en Nieuwe trends en ontwikkelingen.
De bijdragen lopen uiteen van heel abstract en theoretisch tot concreet en praktisch,
bestrijken het lokale, regionale en nationale niveau en hebben betrekking op zowel
publieke als particuliere instellingen.
Het 'zoeklicht van archivalisering', zoals Eric Ketelaar het proces beeldend beschrijft
waarbij beslist wordt wat voor archivering in aanmerking komt, kan vele vormen
aannemen.3 Het hoofdstuk Theorie vangt aan met een bijdrage van Paul Drossens.
In 'Geschifte geschiedenis. Visies op archiefwaardering in de Westerse wereld' geeft
hij een overzicht van de verschillende waarderingstheorieën en -methodes die
richtinggevend zijn geweest voor 'archivalisering' in de Westerse wereld vanaf de
19de eeuw tot nu.
Charles Jeurgens concludeert in 'Waarderen en selecteren van overheidsarchieven
onder druk: naar een praktisch selectiemodel' dat het door de Nederlandse overheid
wettelijk vastgelegde beleid dat gebaseerd is op het onderscheiden van 'te bewaren'
en 'te vernietigen' archiefstukken niet meer houdbaar is in het licht van de exponen
tiële groei van digitale informatie. Er dreigt een oncontroleerbare informatieover
vloed, terwijl de ontwikkeling van communicatietechnieken, de personalisering van
voorwoord
11 F. Upward, B. Reed, G. Oliver, J. Evans, 'Recordkeeping Informatics: refiguring a discipline in crisis with
a single-minded approach', Records Management Journal 23:1 (2013) 40.
VIII
1 P. Brood e.a. (ed.), Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van archieven (Den Haag 2005).
2 F. Foscarini, 'Appraisal in Four Paradigms', in: H. MacNeil en T. Eastwood, Current of Archival Thinking.
Second Edition (Santa Barbara 2017) 107-133.
3 E. Ketelaar, Archivalisering en archivering (Alphen aan den Rijn 1998).
IX