annemieke kolle en Florence limburg van trendanalyse naar hotspot-monitor de overbrengingstermijn van overheidsarchieven teruggebracht van vijftig naar twintig jaar. Overbrenging kon echter pas plaatsvinden nadat selectie was uitge voerd. In het kader van PIVOT werd een aanpak ontwikkeld voor het opstellen van selectielijsten en toekennen van waarderingen. Doelstelling van de selectie was dat met het te bewaren materiaal reconstructie op hoofdlijnen van het handelen van de overheid ten opzichte van de samenleving mogelijk moest zijn. In de aanpak van PIVOT staat de zogenaamde institutionele analyse centraal. Daarbij wordt aan de hand van organisatiebesluiten en andere bronnen een analyse gemaakt van de ontwikkeling van de formele taken van een archiefvormer (actor).2 De analyse resulteert in een overzicht van zogenaamde handelingen: de basis eenheden van de selectielijst. Iedere handeling wordt vervolgens gewaardeerd aan de hand van de algemene selectiecriteria, een set criteria waarmee bepaald wordt welke archiefbescheiden in aanmerking komen voor bewaring3 De selectiecriteria zijn in 1997 vastgesteld door het convent van rijksarchivarissen.4 Bewaren betekent hier blijvend bewaren en daarmee overdracht naar een archiefbewaarplaats. In de oorspronkelijke PIVOT-aanpak is er geen duidelijke rol voor de historische context en bijzonderheden of voor de feitelijke archiefvorming. Naast de institutionele analyse is de primaire indeling naar beleidsterreinen kenmerkend voor de aanpak van PIVOT. Dat leverde selectielijsten op die betrekking hadden op een beleidsterrein en een bepaalde actor, per beleidsterrein gebundeld in een basisselectiedocument (BSD). De gedachte was dat zo in samenhang en organisatieoverstijgend gewaar deerd kon worden. Nadeel van deze aanpak is dat vele zorgdragers betrokken moeten worden bij het opstellen en vaststellen van een BSD en dat die zorgdragers zelf bij de selectie van hun archieven te maken hebben met een groot aantal selectielijsten. In 2011 constateerde het ministerie van Defensie bijvoorbeeld dat er voor het departement inmiddels ruim 60 selectielijsten en duizenden, soms tegenstrijdige, handelingen golden. Het beschrijven van formele taken per beleidsterrein leverde ook detaillistisch omschreven handelingen op. In het BSD Militair materieel, onder andere vastgesteld voor Defensie, zijn bijvoorbeeld als handeling beschreven: 'Instellen, wijzigen en opheffen van organisatie-eenheden op het beleidsterrein militair materieel', 'Voorbereiden en vaststellen van aanwijzingen, richtlijnen en randvoorwaarden ten aanzien van het opstellen van de behoefteplannen (zoals de Defensie Plannings Memoranda)' en 'Aanschaffen van boekwerken/tijdschriften of abonnementen bevattende technische documentatie of informatie over militair materieel'. De methode PIVOT is inmiddels geëvolueerd. De analyse van formele taken op basis van organisatiebesluiten is vervangen door een analyse van werkprocessen. Het overzicht van werkprocessen dat daar het resultaat van is, heeft nog steeds veel weg van het overzicht van handelingen van PIVOT, maar de processen sluiten beter aan op de feitelijke archiefvorming. Bij de departementen, die grotendeels vergelijkbare werkprocessen hebben, wordt voor de werkprocesanalyse de laatste jaren het Generiek Waarderingsmodel Rijksoverheid als uitgangspunt genomen.5 De invals hoek van de beleidsterreinen is inmiddels verlaten en bij selectielijsten wordt in de regel het zorgdragerschap als afbakening gekozen. Bij het opstellen en vaststellen van selectielijsten bewaken de verantwoordelijke zorgdrager en het Nationaal Archief de samenhang met andere selectielijsten. Dat is vooral van belang wanneer sprake is van keteninformatisering. Vanaf het begin is er door historici veel kritiek geuit op PIVOT.6 Belangrijkste punt van kritiek was dat de formalistische aanpak van PIVOT zou resulteren in het blij vend bewaren van een enorme hoeveelheid beleidsarchief en meer formeel archief materiaal, zoals notulen en jaarverslagen, terwijl uitvoeringsarchieven - die volgens hen een belangrijke cultuur-historische waarde konden hebben - en masse verloren zouden gaan. Het inschattingsvermogen van de traditionele archivaris die ieder stuk door zijn handen liet gaan, werd immers vervangen door een abstracte analyse, formele criteria en macroselectie op het niveau van de serie dossiers. Die kritiek was reden om in het Archiefbesluit van 1995 een uitzonderingsbepaling op te nemen en zo een soort veiligheidsklep in het selectiemechanisme in te bouwen. In het Archiefbesluit (artikel 5, eerste lid, onderdeel e) werd de mogelijkheid vastgelegd om aan de hand van in de selectielijst vastgelegde criteria archiefbescheiden uit te zonderen van vernietiging. Deze bepaling krijgt met de hotspot-monitor handen en voeten. Het vastleggen van criteria in selectielijsten bleef destijds echter beperkt: het was niet eenvoudig om op het niveau van de selectielijst zinvolle, toekomstgerichte criteria te beschrijven. In de selectiepraktijk vond uitzondering van vernietiging in een aantal gevallen plaats (al dan niet aan de hand van criteria uit de selectielijst). Men kan hier voorbeelden van vinden in naar het Nationaal Archief overgebrachte archiefblokken. Denk aan een archiefblok van het ministerie van Justitie met documenten getuigende van de uitvoering van het opsporings-, vervolgings- en gratiebeleid ten aanzien van oorlogsmisdadigers en andere politieke delinquenten, zoals de 'drie van Breda' (periode 1950-1995, inventaris 2.09.106). Een ander voorbeeld is het uitzonderen van vernietiging van uitvoeringsdossiers van het bureau Schadeclaims Indonesië van het ministerie van Buitenlandse Zaken (inventaris 2.05.407). In 2005 werd door het Nationaal Archief de zogenaamde Historisch Maatschap pelijke Analyse (HMA) ingevoerd als aanvulling op de institutionele analyse. praktijk 2 In dit artikel is sprake van zorgdragers, archiefvormers en actoren. Termen die niet uitwisselbaar zijn. De archiefvormer is een persoon, groep personen of organisatie die zelfstandige archiefvorming als een van zijn of haar activiteiten heeft. Zorgdrager is een archiefwettelijke term. Een zorgdrager is de functionaris die of het orgaan dat belast is met de archiefzorg, dat wil zeggen de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het archiefbeheer bij een organisatie. Zo geldt bijvoorbeeld voor het archief dat wordt gevormd bij een ministerie, dat de minister van dat ministerie de zorgdrager is. Bij de overdracht van archief naar het Nationaal Archief gaat het zorgdragerschap over naar de minister van OCW. De term actor is in de archivistiek (min of meer) synoniem voor archiefvormer. Binnen PIVOT is een actor echter de functionaris, het orgaan of de rechts persoon die op grond van attributie of delegatie bevoegd is om een bepaalde (rechts)handeling uit te voeren. Elke zorgdrager is een actor, maar niet elke actor is ook een zorgdrager. Vergelijk voor deze definities de online archiefterminologie van Archiefwiki (https://archiefwiki.org/wiki/Hoofdpagina), gebaseerd op de Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen van A.J.M. Den Teuling (Den Haag 1ste druk 2003). 3 Zie: W.D. Küller, Van de vernietiging van archiefbescheiden naar de selectie van handelingen. Een methode voor de vervaardiging van een selectieinstrument uitgaande van het handelen van de overheid (Den Haag 1992). 134 4 De selectiecriteria zijn destijds mede geaccordeerd door de Permanente Commissie Documentaire Informatievoorziening (PC DIN) en het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap (KNHG). De selectiecriteria zijn terug te vinden in vastgestelde selectielijsten (deels gepubliceerd op www.nationaalarchief.nl). 5 Het Generiek Waarderingsmodel Rijksoverheid (GWR) is ontwikkeld door een expertteam waarin verschil lende departementen, uitvoeringsdiensten en het Nationaal Archief vertegenwoordigd waren. Het GWR 2.0 (https://www.earonline.nl/index.php/GWR_Generiek_Waarderingsmodel_Rijksoverheid_(GWR), geraadpleegd op 29-7-2017) werd in 2012 vastgesteld. Het is bedoeld als hulpmiddel voor het opstellen van selectielijsten. Het model bestaat uit generieke procescategorieën en beschrijvingen en voorbeeldwaarde ringen. Deze voorbeeldwaarderingen zijn afgeleid van bestaande selectielijsten. 6 Zie bijvoorbeeld de publicaties van P.M.M. Klep, Archieven bewaren. Cultureel investeren in de toekomst (Nijmegen 1992); 'Informatie-analyse van archiefbestanden. Een bijdrage tot de discussie over de selectie en vernietiging van archieven', Nederlandsch Archievenblad (maart 1994) 21-27; 'Verschuivende visies en praktijken. Archieven bewaren voor onderzoek en cultuur', in: P. Brood e.a. (ed.), Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van archieven (Den Haag 2005) 84-105. Zie in dezelfde bundel ook N. Schreuder, 'Historisch of administratief? De selectie van archieven gewogen', 108-129. 135

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 69