nagegaan of de betrokken vreemdeling het statuut toegewezen kreeg. Tevens
fungeert een code in de linkerbovenhoek (C-nummer) van elke brief als
rechtstreekse link naar de individuele vluchtelingendossiers.
6. Naast de vijf voornoemde typedocumenten wordt ook het laatste document,
helemaal vooraan in een vreemdelingendossier, bewaard. Het behoud van
dit stuk, ongeacht zijn redactionele vorm, geeft uitsluitsel van hoe het
dossier werd afgesloten en van hoeveel documenten het volledige dossier
ooit telde (aangezien alle stukken binnen een dossier oplopend zijn genum
merd).
Het uitwerken van selectievoorstellen is uiteraard slechts zinvol wanneer deze de
toets van de praktijk doorstaan: in eerste instantie dienen de typedocumenten
gemakkelijk herkenbaar te zijn. Een belangrijke factor daarin is de continuïteit of
"stabiliteit" van hun redactionele vorm, die dus niet teveel verandering mag ver
tonen. De duidelijke benamingen, opschriften en logo's op de vijf typedocumenten
vergemakkelijken alvast hun identificatie. Systematische steekproeven in de dossiers
hebben bovendien uitgewezen dat gemiddeld 80% van de dossiers geopend in de
jaren 1950 al werden afgesloten in datzelfde decennium of in de loop van de jaren
1960. Als gevolg hiervan is de administratieve continuïteit van de verschillende
typedocumenten behoorlijk groot en blijven wijzigingen in hun lay-out beperkt.
Selectie op basis van typedocumenten is allerminst een nieuwe methode, maar is tot
op heden weinig toegepast op grote seriële archiefbestanden, wellicht omwille van
het arbeidsintensieve karakter van deze aanpak. In de praktijk gebeurt de micro
selectie op stukniveau door een klein en flexibel team van een drietal werkgestraften
die door Justitie ter beschikking worden gesteld van de Dienst Vreemdelingenzaken.
Elk van deze personen, die na de opgelegde straftijd wordt vervangen, krijgt een korte
opleiding van een a twee uur alvorens hij/zij onder toezicht aan de slag gaat. Aan
het huidige tempo zal de selectieoperatie, die tot nog toe bevredigend verloopt,
vermoedelijk worden afgerond in de tweede helft van 2017.
Nu de technische aspecten van het selectiemodel zijn belicht, is het tijd om in te
gaan op de achterliggende motivatie.
5.3. Selectie, het resultaat van een afweging
Wanneer iemand gegevens zoekt over een persoon is de burgerlijke stand vaak het
uitgangspunt. Hier treft een onderzoeker summiere gegevens aan over iemands
levensloop (geboorte, huwelijk, overlijden), die in feite momentopnamen zijn.
De gemeentelijke bevolkings- en vreemdelingenregisters vormen in dat verband
rijkere, want dynamische bronnen die toelaten om individuen over een langere tijds
periode te volgen. Het individuele vreemdelingendossier op gemeentelijk niveau is zo
mogelijk een nog interessantere diachronische bron, dat volledig 'inzoomt' op het
lot van een bepaalde persoon of familie. Nadeel blijft wel dat deze dossiers enkel het
territorium van de desbetreffende stad of gemeente bestrijken: van zodra een vreem
deling naar een locatie buiten de gemeentegrenzen verhuist, stopt de opvolging via
het gemeentelijke vreemdelingendossier. De vreemdelingendossiers geopend op
nationaal niveau dekken echter de (interne) migratie van vreemdelingen binnen
heel België.
De selectie op stukniveau in de vreemdelingendossiers is dus niet herleidbaar tot
een analyse, hoe zorgvuldig die ook moge zijn, van de hoeveelheid, de inhoud en de
uniciteit van de afzonderlijke documenten hierin. De theoretische component van
de selectiemethode is ingegeven door de idee dat de essentie van de vreemdelingen
dossiers geopend op centraal overheidsniveau "achter" elk van deze drie belangrijke
aspecten (kwantiteit-inhoud-uniciteit) schuilgaat, een wezenskenmerk dat de drie
punten in de onderstaande driehoek tegelijkertijd verbindt en overstijgt.
Synthese
Men mag stellen dat de 'synthese' van gegevens in het individuele vreemdelingen
dossier op nationaal niveau fungeert als 'epifenomeen' van de termen 'inhoud-
kwantiteit-uniciteit', dat is als een begrip dat steunt op, maar niet reduceerbaar is
tot een van de drie punten van de bovenstaande driehoek. Zeker, de inhoud van de
documenten in elk dossier, de uniciteit van de gegevens en hun hoeveelheid spelen
een belangrijke rol, maar de historische en wetenschappelijke waarde van de vreem
delingendossiers stoelt in eerste instantie op het begrip 'synthese': deze dossiers
vormen als het ware een knooppunt van gegevens afkomstig van de meest uiteen
lopende instanties die betrokken waren bij het vreemdelingenbeleid. De al bij al
beperkte uniciteit van die gegevens (in ruim 2/3 van de gevallen gaat het vanaf de
jaren 1950 om archiefdocumenten die - in theorie- ook elders zijn bewaard) wordt
dus ruimschoots gecompenseerd door de 'reikwijdte' en de omvang van de vreem
delingendossiers: net omwille van het feit dat zij zoveel diverse informatie samen
ballen, vormen ze een uiterst interessante bron voor de migratiegeschiedenis. Het
vreemdelingendossier op centraal niveau laat onderzoekers toe om individuen of
groepen te volgen over een lange tijdsperiode en binnen een geografische regio die
samenvalt met het hele Belgische grondgebied. Voeg daarbij de sterke symbolisch-
praktijk
116
kathleen devolder en filip strubbe de selectie van federale overheidsarchieven in belgië
Uniciteit
Inhoud
Kwantiteit
Figuur 2. Basisredenering achter de selectiemethode
117