praktijk Intergrale bewaring van jurisprudentie dossiers en dikke dossiers (3-4%) Intergrale bewaring van dossiers geopend over twee maand per jaar (16%) Selectie van alle andere dossiers op basis van typedocumenten (80%) Figuur 1. Schematische weergave van de selectiemethode Het schema verduidelijkt hoe het selectievoorstel systematische en theoretische methodes combineert. De systematische component komt tot uiting in de integrale bewaring van dossiers geopend over twee aparte maanden per jaar en de dikke dos siers. Het theoretische luik van de selectie schuilt dan weer in de integrale bewaring van de 'belangrijke dossiers' (de zogenaamde jurisprudentiegevallen) en de micro selectie op basis van typedocumenten of 'key-documents' in alle overige dossiers. We nemen de verschillende criteria nader onder de loep. Ongeveer 20% van de dossiers worden weerhouden op basis van uitwendige selectie criteria, dat is op basis van hun materiële vorm of parameters die losstaan van hun feitelijke inhoud: Een 'dynamische' steekproef van de dossiers geopend over twee verschillende maanden in hetzelfde jaar. Zo blijven voor het jaar 1952 bijvoorbeeld de dos siers geopend in januari en juli bewaard. Hetzelfde geldt dan voor de dossiers geopend in februari en augustus 1953, maart en september 1954, enzovoorts. Deze aanpak garandeert een representatieve steekproef van ongeveer 16% van de dossiers die alle aspecten van de dossierbehandeling en de werking van de toenmalige administratie zullen weergeven. De zogeheten 'dikke dossiers' die meer dan 80 documenten bevatten, wat moet toelaten om 'interessante gevallen' in de dossierreeks uit de jaren 1950 te lichten. Aangezien alle stukken in een dossier oplopend genummerd zijn, kan het aantal documenten gemakkelijk worden geverifieerd. 114 kathleen devolder en filip strubbe de selectie van federale overheidsarchieven in belgië In tweede instantie werden verschillende intrinsieke selectiecriteria geformuleerd na een diepgaand onderzoek van de inhoud van de individuele vreemdelingendossiers. In tegenstelling tot de uitwendige selectiecriteria staat de informatie van de verschil lende documenten in een dossier hierbij centraal, met als maatstaven: de hoeveel heid informatie, de aard van de gegevens en de inhoudelijke complementariteit van de diverse documenten. De integrale bewaring van wat men als 'jurisprudentiedossiers' kan omschrij ven. Deze dossiers betreffen vooral de 'moeilijke gevallen', zoals veroordeelden, uitgewezenen of (politiek) verdachte vreemdelingen. Dergelijke zaken vormen als het ware een lakmoesproef om het informatienetwerk en de daadwerkelijke macht van de toenmalige Vreemdelingenpolitie te meten: in hoeverre slaagde zij erin om de openbare orde te vrijwaren en welke andere actoren (de politieke wereld, andere administraties, privéverenigingen waren bij dit proces betrokken? Dergelijke individuele dossiers zijn zeer gemakkelijk terug te vinden, doorgaans op basis van één of meerdere opschriften op de dossier- kaften: 1° de aanwezigheid van stempels in de rechterbovenhoek van de kaft: 'Feuille de police', 'Feuille de police - rayé' of 'Feuille de police - renvoyé'; 2° een groene sticker in de rechteronderhoek, verwijzend naar een dossier van de Staatsveiligheid; 3° een roze subdossier afkomstig van de Gerechtelijke Identificatiedienst onderaan in het dossier, in geval van een seining van de betrokken persoon wegens juridische antecedenten in het buitenland. Alle andere individuele dossiers (ongeveer 80%) vormen het voorwerp van een selectie op stukniveau binnenin de dossiers, gericht op 5 typedocumenten. Aan de keuze voor deze vijf documenten gingen uiteraard gedetailleerde inhoudsanalyses en onderlinge discussies met collega-archivarissen vooraf, die uitmondden in het volgende schema ('model 5 1'): 1. Het inlichtingenbulletijn (voor vreemdelingen), sinds 1974 het 'ABC- formulier': de hoeveelheid aan informatie (identificatiegegevens, de gezins samenstelling, het migratieparcours van de vreemdeling(en), de bestaansmogelijkheden, enzovoorts) en het iconografisch materiaal (foto's en vingerafdrukken) maken de bewaring van dit formulier onontbeerlijk. 2. Het bericht van vertrek: dit document laat samen met het inlichtingen bulletijn toe om de verplaatsingen van vreemdeling(en) bij te houden en zo de dynamiek van een migrantenverblijf en migratiepatronen bloot te leggen. 3. De Pro Justitia: dit document, opgesteld door de politie of door de voorma lige Rijkswacht bij een administratieve of strafrechtelijke inbreuk, bevat gegevens die vaak bijzonder verhelderend zijn over het sociale en familiale leven van de betrokken vreemdeling(en) en de mate van diens integratie. 4. De rapporten van de informatiebrigades van de nationale Rijkswacht: in tegenstelling tot Pro Justitia's werden deze rapporten niet opgesteld bij de vaststelling van inbreuken. Veeleer verstrekken ze bijkomende socio- economische gegevens over iemands verblijf in België, doorgaans over de reden tot immigratie, diens professionele situatie, salaris en (vastgoed)ver- mogen. 5. De briefwisseling met de Belgische vertegenwoordiger van de UNHCR, opgemaakt bij elke aanvraag tot het bekomen van het vluchtelingenstatuut (tot februari 1988). Aan de hand van deze correspondentie kan worden 115

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 59