4. Selectiemethode In het Belgisch Rijksarchief wordt sinds de jaren negentig de methode van de contextuele microselectie toegepast. Naar aanleiding van een interne opleiding over archieftoezicht, verrichtte Rolande Depoortere, toenmalig afdelingshoofd Toezicht, in 2007 onderzoek naar de door haar voorgangers en collega-archivarissen toegepas te selectiemethode. Haar conclusie: 'A lire le témoignage de nos prédécesseurs et le nötre, on constate une remarquable constance dans la reflexion générale basée sur un solide bon sens, une analyse scrupuleuse du contexte de création des documents et le souci d'impartialité dans le jugement sur le contenu informationnel des documents'.10 Selectiebeslissingen worden steeds voorafgegaan door een uitgebreid contextueel onderzoek naar (de evolutie van) de organisatie, de werking en de bevoegdheden van de archiefvormer. Terzelfdertijd wordt ook de archiefvorming onder de loep genomen. Welke archiefreeksen werden (worden) door de instelling of organisatie gevormd? Betreft het omvangrijke reeksen of zijn zij eerder beperkt in omvang? Welke soort informatie bevatten deze reeksen? Op welke wijze zijn de dossiers geordend? Wordt gelijkaardige informatie op andere plaatsen (binnen of buiten de administratie) bewaard? Op basis van de primaire en de secundaire waarde die door de archivaris aan de reeksen wordt toegekend, wordt hun bewaar termijn en definitieve bestemming vastgelegd. In de praktijk worden de archiefreeksen getoetst aan een aantal criteria die de bewaring of de vernietiging ervan kunnen rechtvaardigen. 11 4.1. Criteria ter bewaring In bepaalde gevallen wordt de permanente bewaring van documenten voor geschreven door de wet- en regelgeving en is het met andere woorden de primaire waarde van het document die een verplichte bewaring vereist. Een voorbeeld hiervan is de verplichte bewaring van notariële akten, voorgeschreven in artikel 20 van de nog steeds geldende wet van 25 ventöse jaar XI (16 maart 1803). a) Mate van volledigheid van informatie Dit criterium speelt onder meer bij de selectie van documenten die gelijk soortige informatie bevatten. In dit geval zal steeds geopteerd worden voor de bewaring van de documenten waarin de informatie het meest volledig aan wezig is. b) Mate van uniciteit van informatie Gaat het om uniek, onvervangbaar materiaal of is er elders gelijksoortige informatie aanwezig? c) Bewaarniveau Bij overheidsorganisaties komt het regelmatig voor dat bescheiden met dezelf de informatie op meerdere plaatsen, dus door verschillende diensten binnen één instelling en/of door verschillende instellingen worden bewaard. Indien dit het geval is, wordt de informatie bij voorkeur op die plaats bewaard waar ze hetzij het volledigst, hetzij het best toegankelijk is. Dit is meestal het niveau waar de bescheiden in hoofdzaak zijn behandeld en waar de beslissingen worden genomen. d) Zeldzaamheid van informatie In het bewaarbeleid wordt ook rekening gehouden met de omvang en de ouderdom van de stukken (bijvoorbeeld: integrale bewaring van reeksen ouder dan 1950 voor bepaalde archiefvormers) en met grootschalige vernieti gingen in het verleden ten gevolge van oorlogen, branden, overstromingen en wanbeheer. e) Complementariteit van de informatie in verschillende reeksen Sommige archiefreeksen vullen elkaar aan omdat de archiefvormer stukken betreffende één zaak of één procedure in verschillende dossiers (reeksen) onderbracht. Een voorbeeld: voor burgerlijke zaken werden voor 1970 geen rechtsplegingsdossiers gevormd. De stukken werden geklasseerd in aparte reeksen naargelang hun aard: verzoekschriften, conclusies van de partijen, processen-verbaal, enzovoort. f) Synthetisch karakter van de bescheiden Bescheiden die op beknopte manier gegevens uit andere documenten en dossiers samenvatten, zoals statistieken, jaarverslagen, werkingsrapporten enz., komen in aanmerking voor permantente bewaring. g) De bescheiden vormen een toegang op andere documenten Voorbeelden hiervan zijn: indices, repertoria, klappers, rollen, steekkaart systemen en databanken. a) Informatie over de organisatie en de werking van de archiefvormer Wordt op systematische wijze bewaard: documenten die een beeld schetsen van de oprichting, de organisatie en de bevoegdheden van de archiefvormende instelling; haar plaats in de administratieve hiërarchie; het gevoerde beleid (bijvoorbeeld processen-verbaal van het directiecomité); de interne werking (bijvoorbeeld dienstnota's); haar activiteiten; de activiteiten van ondergeschikte organen (indien van toepassing). b) Informatie over de rechten van de burger Bijvoorbeeld: bescheiden waarin eigendomsrechten en andere burgerlijke rechten zijn vastgelegd (kadastrale leggers, registers van hypotheekkantoren, erfenisaangiften, notariële akten) of die de identiteit vaststellen (registers van de burgerlijke stand, bevolkingsregisters). praktijk Wettelijke en administratieve bepalingen Criteria betreffende de relatieve informatiewaarde 10 R. Depoortere, La surveillance archivistique ou comment concilier inspection, diplomatie et persuasion (onuitgegeven syllabus van de lessenreeks over toezicht gegeven op 4, 10, 17 en 24 september 2007) 134. 11 R. Depoortere, Op. cit., 137-142; P. Drossens, Op. cit., 268-270. 108 kathleen devolder en filip strubbe de selectie van federale overheidsarchieven in belgië Criteria betreffende de aard van de gegevens 109

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 56